Inhoudsopgave
- Van de voorzitter
- Actueel
- Kortstondig geluk, door Betty van der Schoot
- Op klompen, door Jasper Mikkers
- Liempde, De Sort en Leengoed Den Hulst, door Ger van den Oetelaar
- Archeokout 48, door Jaap van der Woude
- Barrierweg 3-5, vervolg, door Jan van de Sande
- Liempde door A.C. Brock in 1825, door Ger van den Oetelaar
- Waassen vruuger, deel 2, door Frans van den Langenberg |
|
|
Van de voorzitter
Foto: bron beeldbank Kèk Liemt, tolhuis en herberg de Liempdse Barrière ( Barrièrehuis nr.4 ) aan de Steenweg van Den Bosch naar Luik vlak voor de sloop in 1966.
Door Harrie Raaimakers
Kèk Efkes, hier istie wèr!
De vakantieperiode is voorbij en de nieuwsbrief weer gevuld. Nog steeds weten veel Liempdenaren en zelfs sommige van onze leden niet dat alle nieuwsbrieven vanaf 2021 terug te lezen zijn op onze site onder https://www.kekliemt.nl/erfgoedvereniging/nieuwsbrieven. Dat er elke maand weer een goedgevulde nieuwsbrief verschijnt mogen we als Kèk Liemt best een beetje trots zijn. Steeds lukt het een aantal auteurs onze Kèk Efkes te vullen met de meest uiteenlopende verhalen. Dit nadat ze door de eindredactie, lees Hanneke van der Eerden, zijn geredigeerd en in de juiste volgorde geplaatst. Ze schrijven op een onderhoudende manier over allerlei onderwerpen. Hun artikelen gaan meestal over heemkundige feiten uit het verleden, vaak weergegeven als een opsomming van interessante wetenswaardigheden, waar elke heemkundefanaat van smult. Maar we hebben ook een paar schrijvers die daar op subtiele wijze nog iets aan toe weten te voegen. Met een pen met gevoel voor een juiste dosering dramatiek, nostalgie en een vleugje humor en cynisme lukt het hen steeds weer hun verhalen iets extra’s mee te geven.
Verdwenen Werelden
Een van hen is Jasper Mikkers. Onlangs is een van zijn verhalen die hij gepubliceerd heeft in onze nieuwsbrief opgemerkt door lezers van buiten onze vereniging. Het betreft hier het verhaal ‘Verdwenen Werelden’ uit Kèk Efkes, jaargang 6 Nr. 43-15 nov. 2024. ‘Verdwenen Werelden' is onlangs gepubliceerd in het dialecttijdschrift ‘Brabants’. Binnenkort zal het verhaal ook nog verschijnen in ‘DE KLEPEL’, het heemkundeblad van de gemeente Prinsenbeek. Lees het stuk nog eens terug, dan weet je meteen waarom. Je weet nu waar het te vinden is. |
|
|
Actueel
Eikendaal 6 tijdens de restauratie - foto privé huidige eigenaren
Expositieruimte De Kleuskes heeft haar deuren weer geopend.
Afgelopen zaterdag, 13 september j.l., was expositieruimte De Kleuskes geopend in het kader van Open Monumentenweekend. Suppoorsten van dienst waren onze voorzitter Harrie Raaimakers en ons lid Jasper Mikkers. Op basis van de aanmeldingen voor dienstdoende supposten hebben zich 8 leden aangemeld. Graag willen we dit nog met tenminste twee leden uitbreiden. Zaterdag namen twee ambtenaren van de erfgoedafdeling van de gemeente Boxtel een kijkje en werden ze bijgepraat of het wel en wee van de taak waar we voor staan. Immers over 2,5 jaar moeten we deze ruimte helaas verlaten. Het bestuur is een zoektocht gestart naar toekomstige alternatieve ruimten en de 'museumwerkgroep' is bezig om de huidige collectie te screenen op dubbelingen. Het doel is om in de toekomst meer thematische tentoonstellingen op te zetten. Vanaf heden is de expositieruimte elke twee zaterdag van de maand geopend van 13:00 tot 16:00 uur en voorts natuurlijk op afspraak. De eerste volgende gelegenheid om de huidige expositiie van 'in en om 't gedoentje' te bezoeken is op zaterdag 11 oktober a.s.
Boxtel Kroniek met een Liempds' tintje.
Onze zustervereniging Heemkunde Boxtel brengt sinds jaar en dag een prachtig kwartaalblad uit onder de naam Boxtel Kroniek. In het verleden hebben leden van onze verenigingen hierin al wel eens wat artikelen geschreven. Zoals wellicht bekend heeft onze Erfgoedvereniging periodiek contact met het bestuur van onze zustervereniging. Een van de bespreekpunten was om, bij wijze van proef, eens te kijken of de Boxtel Kroniek ook verpreid kan worden onder onze leden en om dan ook in een viertal pagina's Liempdse onderwerpen in De Kroniek te belichten. Het laatste kwartaalnummer van dit jaar beleeft de primeur en als alles goed gaat valt ook dat nummer rond 1 november voor de eerste maal op jullie deurmat. Houd de brievenbus daarom maar goed in de gaten.
Lezing renovatie Eikendaal 6 - 29 september a.s.
Maandag 29 september a.s. houden de huidige eigenaars van Eikendaal 6, beiden lid van onze vereniging, in bezoekerscentrum D'n Liempdsen Herd een lezing over het verloop van de restauratie van deze unieke boerderij. De toegang is gratis en de lezing begint om 19:00 uur. Laat deze unieke kans niet voorbij gaan om een inkijkje te kijken van de restauratie van monumentale langgevelboerderijen.
Lezing Eligius van den Aker, Heilig Bloedwonder - 18 september a.s.
Onze zustervereniging Heemkunde Boxtel organiseert (komende) donderdag 18 september a.s. een lezing over de priester Eligius van den Aker, bekend als priester van het Heilig Bloedwonder. kort voor 1380. De gratis toegankelijke lezing is in grand café Rembrandt aan de Rechterstraat 56 in Boxtel. Aanvang: 20:00 uur. De lezing wordt verzorgd door naamgenoot Karel van den Aker. Die, net als Eligius, opgroeide in Esch, maar inmiddels alweer zo'n 40 jaar in ons Liempde woont. Karel (67) is inmiddels een gepensioneerd chemicus en naar eigen zeggen gefascineerd door de middeleeuwse geestelijke Eligius en kan er smakelijk over vertellen. Kortom de moeite waard om eens te komen luisteren. Toegang is gratis.
Cursus Liempdse hertgangen en gehuchten
Dit najaar en winter kunt u deelnemen (5 avonden en één excursie overdag) aan onze cursus over Liempdse hertgangen/gehuchten. Uitgebreide info volgt nog, maar noteer al de eerste twee cursusdata: 11 november en 9 december.
|
|
|
Kortstondig geluk
Door Betty van der Schoot
Op 18 mei 1957 was er een bijzondere trouwerij. In Best traden op die dag de zussen Oppers in het huwelijk met twee Liempdenaren. De oudste (rechts op de foto) van de twee zussen, Riek (1930-2013) trouwde met Wim van Kroonenburg (1921-1990) en Johanna (1936-1957) trouwde met Henricus Scheutjens (1932-2005). Voor Johanna en haar man was het huwelijksgeluk kortstondig want in een krantenberichtje in het Eindhovensch Dagblad van 17 juni 1957 (dus één maand na het huwelijk) lezen we het volgende:
Dodelijk verkeersongeluk te Best
Zaterdagavond circa half acht deed zich op het drukke verkeerspunt, waar de wegen kruisen tussen Den Bosch–Eindhoven en Tilburg–Helmond, een dodelijk verkeersongeluk voor. Het echtpaar Scheutjens-Oppers uit Liempde reed per motor in de richting van Eindhoven met een matige snelheid. Uit de richting Eindhoven naderde een Duitse personenwagen. Deze wilde nog voor de motor naar links afslaan in de richting van Tilburg en verleende daarbij geen voorrang. De motor botste tegen de voorkant van de Duitse wagen op: de bestuurder van de motor en zijn echtgenote, vlogen over de wagen heen en werden tien meter verder tegen het wegdek gesmakt. De duopassagiere overleed ter plaatse, terwijl de bestuurder van de motor, die voorzien was van een valhelm, licht gewond werd aan zijn hoofd.
Foto Beeldbank Liempde evkl010695 |
|
|
Op klompen
Door Jasper Mikkers
Toen we kinderen waren, verplichtte onze moeder ons in de winter klompen te dragen. Leren schoenen leden teveel van water, sneeuw, modder en het strooizout op straat. Ze waren te duur ook. Om klompen te kopen, werden we naar Sjefke Habraken gestuurd. Hij was onze buurman toen we op Parkstraat 14 woonden, nu Parkstraat 16, en had een kleine klompenmakerij, een eenmansbedrijfje aan de Rosenhofstraat bij de boerderij van Marinus Kronenburg. Ik bracht soms uren in de kleine ruimte van baksteen door en keek naar de zware machines die drie klompen hout tegelijk vastklemden, naar de grote, glimmende gutsen, de messen en boren, de handwerktuigen voor de afwerking.
De nieuwe klompen brachten ongemakken voort. De scherpe rand van de hak veroorzaakte pijn, dikwijls ook de wreefrand. Dan werden we teruggestuurd naar Sjefke en met een van zijn messen sneed hij de rand ietsje weg, niet teveel, want anders gleed de klomp te makkelijk van de voet af. Ook de wreef werd bijgesneden. Bij de aankoop letten we goed op of de klompen niet te groot of te klein waren en of het patroon waarmee ze beschilderd waren, gaaf was.
Aan elk paar nieuwe klompen moesten we wennen. We versleten er één à anderhalf per winter. We droegen er dikke sokken of twee paar normale sokken in. De voeten bleven er goed warm in en als de houtnervem de ideale richting in liepen, bijna dwars op de klompen, konden we er heerlijk mee glijden. Klompen gleden veel beter dan schoenen, door het materiaal en de ronde randen. Ze gleden klepperend over de tot ijs gegleden sneeuw.
De straten van Liempde waren verhard met kinderkoppen, dus de glijbaan was hobbelig. De bovenste laag sneeuw smolt door de wrijving van het glijden of werd op een andere manier omgevormd tot een dunne deklaag van ijs die spiegelglad was. Wie klompen droeg met een goede houtnerf gleed en gleed maar voort. Dikwijls liepen de laatste meters van de ijsbaan af naar de zijkant, de weg was bol, waardoor we nog verder gleden ook al hadden we onze vaart verloren. Bij de aanloop probeerden we een zo groot mogelijke snelheid te bereiken.
Het baantje glijden was een met gezamenlijke krachten ondernomen poging de baan zo lang en glad mogelijk te maken, om zo het geluk te ondergaan van glijden en glijden en een record te verbreken dat we in ons hoofd hadden. Nog langer moest deze ijsbaan worden, nog langer dan de vorige. Ik meen me te herinneren dat we lengten van twaalf meter bereikten. We namen een pittige, om niet te zeggen nijdige aanloop in onze manchesterbroek en duffelse jas, zetten onze voeten dwars op de spekgladde baan en daar gingen we terwijl de kinderkopjes onder tegen onze houten voetzolen door roffelden. Snot droop uit onze neusgaten, speeksel elastiekte aan onze lippen als we gleden maar ook als we juichend van bewondering gadesloegen hoe een jongen schoof en doorschoof, verder, alsmaar verder. "Dat wil ik ook," gonsde het in onze hoofden of schreeuwden we elkaar toe. En de schemer kwam langzaam opzetten. De vrieslucht woei zacht langs onze gespleten lippen en brandende wangen. De bovenste kristallen van de harder wordende sneeuwlaag begonnen te glinsteren en schitteren in het licht van straatlantaarn. Onze kleren veranderden langzaam van kleur in dat licht. We draafden en gleden een andere wereld binnen en pas als we dood- en doodmoe waren, kwamen we tot bezinning. Te laat. Al een uur te laat waren we voor het avondeten. Dat werd straf. Binnenblijven. Strafwerk schrijven. We keken naar elkaar of we er voldoende geschramd en geschaafd uitzagen, want als dat het geval was, kon moeder wel ’s medelijden krijgen waardoor ze vergat straf uit te delen. En als we dampend als beesten de keuken binnen schoven, op sokken met gaten en tenen die tintelden, hoopten we dat niemand ons had gemist. |
|
|
Liempde, De Sort en Leengoed Den Hulst
Door Ger van den Oetelaar
De Sort, ligt op de grens van Liempde en Sint-Oedenrode, in de buurt van de Dommel. Het ligt zowel in Liempde als in Sint-Oedenrode. Al zeker vanaf 1421 is de plek als Zaert bekend. Het duidt op een nat gebied (waar zeggen groeien) en nat is het nu ook nog. De leembossen ontwikkelen zich daar goed en de mooiste fladderiepen van Het Groene Woud zijn daar te vinden. Het Leengoed Den Hulst vormde één geheel met onder andere het gebied De Sort en ook de Fratershoef hoorde hier toe. De vroegste historische vermelding van dit leengoed dateert uit de 14e eeuw. Zowel in 1309 (gemeijntgrens) als in het eerste Brabantse leenregister uit 1312, het zogenaamde Latijnsboek, is dit leengoed vermeld.
De eerst bekende leenman van Leengoed Den Hulst was Henricus van Achlen. Deze familie had in Liempde meer bezittingen. In de 13e eeuw is het waarschijnlijk een hoeve die eerder een onderdeel vormde van een herengoed. In de 14e eeuw is het leengoed al uiteengevallen in drie delen. Een gedeelte van dit leengoed ligt in Liempde. Het betreft het deel met de naam Antsel. Het bevat twee bunder roggeland. Hier stond in de buurt ook de Antselse watermolen, de huidige naam Meulekensweg refereert hier nog aan. Deze molen lag aan of in de Groote Waterloop. Waarschijnlijk was deze loop ook de grens van Leengoed Den Hulst.
De watermolen van Antsel is bekend als een runmolen (malen van eikenschors voor leerproductie) en bestaat al in 1372. De molen maalt in de 16e eeuw voor het laatst. Deze watermolen kent dezelfde eigenaren als de Kasterense watermolen, de heren van Boxtel. Toch is er een duidelijke verbinding tussen de Antselse watermolen en Leengoed Den Hulst via de Egelsgraaf. Via de Egelsgraaf wordt vanuit de Dommel, ter hoogte van ongeveer het huidige Rooise landgoed Den Hulst en 450 meter oostelijker van de Antselse watermolen, water afgetakt van de Dommel en 'binnendoor' naar de Groote Waterloop geleidt. De Egelsgraaf ligt geheel binnen de voormalige gemeente Liempde en is voor een deel ook de grens tussen Sint-Oedenrode en Liempde. In 1625 werd de grens tussen Liempde en Sint-Oedenrode nogmaals vastgesteld. In dezelfde kamer zittend van Den Hulst aldaar had de een gezegd 'ik zit nu in Liempd' en de ander had gezegd 'ik zit nu in Rooi!' Dit geeft wel aan hoe dicht Den Hulst bij Liempde ligt. Net voor de Antselse watermolen mondt deze 750 meter lange gegraven loop uit in de Groote Waterloop (zie afbeelding). De Egelsgraaf zorgde voor een grotere maalzekerheid van de Antselse watermolen. Blijkbaar had de leenman van Den Hulst hier belang bij. De naam van deze loop refereert aan de echel, de grote bloedzuiger. Van de Egelsgraaf is momenteel alleen een laagte over. Eerder, in 1736 was de Egelsgraaf veel groter, de verpachter Christiaan Huijgens behield het visrecht op de Egelsgraaf aan zichzelf bij de verpachting van het leengoed Den Hulst. |
|
|
Archeokout 48
Door Jaap van der Woude
De archeokout serie is vooral een soort geschiedenis column geworden met de nadruk op de omgeving van Liempde. In de loop van de tijd is er steeds meer bekend over het verleden dus wordt ook de omgeving van Liempde steeds kleiner, van wereldschaal voor het begin van de mensheid naar West-Europa voor het begin van onze jaartelling. Van archeologie is het eigenlijk nog niet al te veel gekomen. Een belangrijke reden daarvoor is dat er in het Liempdse ook eigenlijk niet zoveel gevonden is. Een paar vuistbijltjes, wat steentjes en Romeinse muntjes, maar weinig uit de ijzertijd en niets uit de tijd van de Merovingen. Overal om ons heen is meer gevonden dan hier. Waarom? Geen idee! Minder belangstelling wellicht? Wiro Heesters weet het ook niet. Hij veronderstelt dat de continuering van de naam Taxandrië aangeeft dat een deel van de bewoners uit de Romeinse tijd hier is gebleven, eventueel vermengd met wat Franken die op doortocht naar het vruchtbare zuiden hier zijn blijven hangen. Maar we weten het niet want "bodemvondsten uit die tijd zijn in onze omgeving echter nauwelijks bekend" aldus Wiro.
Natuurlijk kunen we onze toevlucht nemen tot de vondsten in Uden en Hilvarenbeek waar uitgebreide Merovingische grafvelden zijn blootgelegd. Is redelijk in de buurt, dus met wat interpolatie komen we vast wel tot een beeld van Frankisch afval. Dat ben ik dan ook van plan. Anderzijds is het maar helemaal de vraag hoeveel wijzer we daarvan worden. Uit die tijd zijn steeds meer geschriften bewaard gebleven. Die geven misschien een betere indicatie van het wel en wee van onze verre voorgangers. Uh... Nee, natuurlijk niet. De geschreven stukken waren elitair en niet bedoeld als geschiedschrijving, maar veeleer odes aan de machtigen dezer streken. Geschiedschrijving heeft bijna altijd ten dienste gestaan van de macht en de reclame voor dynastieën of zelfs ten behoeve van legendevorming en godsdiensige danwel filosofische beïnvloeding en pas de laatste decennia begint dat wat bij te trekken.
Ook is het uiterst twijfelachtig hoeveel we weten als we een fibula, een potje, een glazen kraal of een olielampje aan de aarde weten te ontfutselen. Om enig inzicht daarin te krijgen wil ik een soort gedachte-experiment uitproberen.
Stel over 3000 jaar bestaan er nog mensen en die proberen te begrijpen wat ons en de onzen zou kunnen hebben bezield. Er staat ze een onafzienbare hoeveelheid geschreven materiaal ter beschikking, zoveel zelfs dat geen verstandig mens het in zijn hoofd zou halen daar iets mee te doen en direct wordt dus AI ingeschakeld, maar AI zal dan vast nog onbetrouwbaarder en oncontroleerbaarder zijn dan nu. Als we kijken naar de materiële bagger waarmee wij de wereld vervuilen dan is dat mogelijk nog veelvuldiger dan de tekstuele bagger. De toekomstige archeoloog die zich voornamelijk bekreunt om onze vuilnisbelten (de huidige massagraven) komt dan een aantal objecten tegen. Laat ik er drie uitpikken: een schuifdeur van een zzp-busje, een mobieltje en een siliconen kussentje.
Zou de archeoloog dan weten, bijvoorbeeld, wat dat kussentje is, waarvoor het diende en welke frustratie daaraan verbonden is. Iets over reconstructie na een kankeroperatie of een extra mogelijkheid voor iemand die graag de borst vooruitsteekt of de oplossing voor een laag zelfbeeld en de waardering die ooit bestond voor wulpse prontheid? Zou hij of zij de ellende van lekkende vullingen en de totale ontreddering na het bedrog van de plastische chirurgie kunnen aflezen? Misschien dat AI dat uit het teveel geschrevene kan halen?
En die schuifdeur geeft vast een indruk van de alomaanwezigheid van dat soort voertuigen. Maar kent die archeloog de rol van zzp-ers als individuele neringdoenden of goedkope makkelijk aan de dijk te zetten klussers en de bijbehorende discussie over werknemers versus ingehuurde slaven? Kan die archeoloog het ongemak voelen dat de rest van de bevolking heeft bij de witte-busjes-terreur? Of dat laatste ooit ergens geboekstaafd is weet ik niet. Er bestaat wel een wittebusjessyndroom, de angst dat kinderen in een wit busje worden ontvoerd. Maar de totale overspoeling van een straat met bouwvakwerkzaamheden door niets ontziende en overal parkerende werkvoertuigen...
Maar dan het mobieltje. Dat is vast een bijzondere vondst, want die dingen moeten gerecycled worden om de zeldzame zware metalen er weer uit te halen. Die bijzondere metalen die we nu van arme landen stelen zullen wel helemaal op zijn na een paar decennia vanaf nu. Heeft de archeoloog dan weet van de ravage die de mobieltjes aanrichten onder de huidige bevolking met de nutteloze uren schermpje staren en de treurigstemmende verslavende asociale media? En wat te denken van de big tech bedrijven die zo machtig zijn of ons zo afhankelijk gemaakt hebben dat we prima apparatuur na drie jaar alweer als ouderwets aan de kant te schuiven om de volgende generatie duurdoenderij aan te schaffen. Geweldige computers die niet meer zouden kunnen functioneren omdat de software of de batterijen niet meer mee zouden kunnen. Wat begrijpt die archeoloog van ons, van mij, van de huidige cultuur?
Als we ons dat realiseren moeten we wel heel bescheiden worden met onze interpretatie van materiele resten uit het verleden. We weten bijna niks en wat we denken te weten zou wel es verre van correct kunnen zijn.
|
|
|
Barrierweg 3-5 vervolg
Door Jan van de Sande
De geschiedenis van het pand van de voormalige slagerij Beerends en haar bewoners
Deel 2 Barrierweg 3-5, Fam van der Wiel.
Erratum: In de nieuwsbrief van 15 juli jl. staat in deel 1 van dit onderwerp dat Arnoldus van de Wiel een huis bouwt op de huidige locatie Barrierweg nr. 5. Dit moet zijn huidige locatie Barrierweg nr. 3.
In 1871 krijgt zoon Johan van der Wiel een stuk van perceel C3 en perceel C4 toebedeeld uit de erfenis van zijn ouders. Hij bouwt hier op de hoek Oude Postbaan–Kaarpad een woning met bedrijfsruimte, het huidige Kaarpad 1. Hij verhuist hier met zijn bakkerij naartoe. Later heeft de familie Hermes hier gewoond. De vier zussen Arnolda, Maria, Cornelia en Johanna krijgen de herberg met winkel toebedeeld. De drie zussen Arnolda, Maria en Cornelia blijven gedrieën wonen in de herberg en winkel. Johanna huwt met bakker Johannes Schelling te Boxtel en gaat daar wonen. Op 2 mei 1872 overlijdt de andere zus Margaretha te Best. Haar dochtertje Arnolda van den Berg, geboren te Best op 3 feb 1872, komt op 31 jan 1878 bij de drie zussen in de herberg wonen. In 1879 bouwen de drie zussen aan de rechterzijde vast aan de herberg en winkel, een nieuw huis C790 op huidige locatie Barrierweg nr. 5. Op 31 maart 1882 overlijdt zus Cornelia. Cornelia heeft op 19 april 1880 haar testament op laten maken bij notaris van Dijck te Sint Michielsgestel waarbij Arnolda en Maria als enige erfgenamen worden benoemd. Haar erfdeel uit de nalatenschap van haar ouders bedraagt na aftrek van schulden en lasten ƒ 1988,49. Deze aangifte is gedaan op 18 sept 1882 door de twee erfgenamen. Op 30 oktober 1883 vindt scheiding van goederen van de totale nalatenschap van de ouders van de kinderen Van der Wiel plaats tussen Arnolda, Maria en zus Johanna, gehuwd met de Boxtelse bakker Johannes Schelling. Deel Maria, de eerste comparant: Huis C789 (herberg met winkel) met uitzondering van het afgepaalde gedeelte van het perceel met stal. Waarde ƒ2100,- en 2 percelen grond totale waarde ƒ800,-. Ze heeft ƒ2250,- toebedeeld gekregen en moet ƒ650,- betalen aan Arnolda. Opmerking: Omdat C789, de Herberg, en C790 vast aan elkaar gebouwd zijn wordt bij de scheiding van goederen bepaald dat de linker eindgevel toebehoort aan Maria. Deel Arnolda: huis en sectie C790, stal en grond zoals vernoemd uit perceel C788 en gedeelte uit perceel C789 zoals afgepaald. Totaal geschatte waarde ƒ1300,- + uitkering eerste comparant ƒ650,- en perceel grond ter waarde van ƒ60,- en manufacturen ƒ240,-, totaal ƒ2250,-. Deel Johannes Schelling: Aan manufacturen ƒ460,- en kruidenierswaren ƒ338,- en herberggereedschappen ƒ216,- en contanten ƒ370,-. noot: getrouwde vrouwen werden in die tijd nog als handelingsonbekwaam beschouwd dus de erfenis van Johanna kwam op naam van haar man. In 1884 wordt de herberg met winkel afgebroken en herbouwd. Maria huwt op 19 mei 1884 op 48-jarige leeftijd met Johannes Welvaarts, 46 jaar oud, een landbouwer uit Kleinder Liempde. Johannes gaat bij Maria wonen en wordt winkelier. Op 17 april 1891 overlijdt Johannes.
Jubileum handboogvereniging La Récréation. Op 14 febr 1894 houdt schuttersgezelschap La Récréation bij weduwe Maria Welvaarts een vergadering onder leiding van hun ‘hooggeachte beschermheer den Weledele heer van Boeckel van Rumpt’. Ze hebben een vergadering in verband met het 50-jarige bestaan van hun gezelschap. Besloten wordt op 4 juni een groot nationaal concours te organiseren. De geestdrift waarmee allen met dit plan instemmen is een waarborg voor het welslagen van dit feest. (Noord Brabantsche s’-Hertogenbosche Courant 16-02-1894). Een grote zilveren medaille geschonken door H.M. Koningin Wilhelmina en een grote bronzen medaille als geschenk van H.M. de Koningin Regentes Emma. Zodra bekend is dat het Koninklijk Huis prijzen beschikbaar heeft gesteld worden door anderen ook prijzen ter beschikking gesteld. Zoals ‘den Hoogedelachtbare’ heer Smits, afgevaardigde van de tweede kamer, de Edelachtbare heer Staal, lid van Provinciale Staten, de heer van Leeuwen, voorzitter van Waterschap De Dommel, de heer Hagen uit Sint Oedenrode, de heer Sommers uit Oirschot en vele anderen. Op maandag 4 juni 1894 staat zelfs in het Rotterdams Nieuwsblad dat van koninklijke zijde twee waardevolle prijzen ter beschikking zijn gesteld voor het concours op 4 juni. Voorafgaand aan het concours zal om 11.00 uur, opgeluisterd door de fanfare Concordia een prachtige optocht gehouden worden door de gemeente. De Weledele heer van Boeckel bespaart kosten nog moeite om er een geweldig feest van te maken. Vele handen zijn in de weer om de tuin van mejuffrouw J. Welvaarts tot een feestterrein in te richten. Voor de deelnemers werden maar liefst 30 doelen opgesteld. Te oordelen naar de voorbereidingen zullen de gezelschappen van de handboogschutterijen die op maandag 4 juni naar Liempde trekken prachtige prijzen en een geweldige feeststemming aantreffen.
Wordt vervolgd. |
|
|
Liempde door A.C. Brock in 1825
Door Ger van den Oetelaar
Koster Adriaan Cornelis Brock uit Sint-Oedenrode schreef in het begin van de 19e eeuw erg veel. In 2003 is door het Roois Cultureel Erfgoed zijn boek over Sint-Oedenrode in druk uitgegeven. Hij heeft echter ook over gehele Meierij geschreven, in 1825. Dit schreef koster Brock 200 jaar geleden over Liempde (pag. 214):
LIEMDE Een klein dorpjen, een uur ten westen van St Oda Rode en een klein uur ten zuidoosten van Boxtel gelegen, werd ten jare 1420 door den Hertog van Brabant aan Wim Heer van Boxtel, uijtgegeven als Heelijkheid, voor getrouwe diensten aan den Hertog beweezen, het is zederd altijd aan de Heeren van Boxtel in eigendom gebleven. Dit dorpje dat ongeveer 900 inwoners heeft en alwaar de huizen zeer verspreid liggen. Heeft een klein kerkjen met een klein spits Toorentje op de westgevel, aan de linkeroever van de Dommel, dit kerkjen, dat aan St. Jan de Dooper is toegewyd, en een weinig van de huizen verwijderd ligt, wordt niet gebruikt. Er ligt te Liempde ook een klein Raadhuisjen, en aan de steenweg, die er een kleine halve uur vanaf ligt, heeft men een Barriere, de Liemder Barriere genoemd; verders heeft men er niets bijzonders. Liempde hetgeen oudtijds Leymde, en thans gewoonelijk Liempdt wordt geheeten, zou zijnen naam (volgens sommigen) ontleend hebben van den klei of leemachtigen grond, welke hier wordt gevonden.
KASTEREN Een gehucht of Buurt onder Liempde heeft eenen watermolen op de Dommel zijnde een eigendom van den Heer. Aan de grenzen genoemd de Slophoos lag voorheen een Kapelletjen van St. Antony dat al voor lang gesloopt is; dan heeft men zederd eenige jaaren op zijn oude staanplaats een houte Oratorie of Bidplaats aangelegd. In 1825 telde men in Liemde 1040 inwooners, die allen Katholyken waren.
Afbeelding de Sint Janskapel in Liempde door Hendrik Verhees (1787) |
|
|
Waassen vruuger (wassen vroeger). Deel 2
Ok wier de was op de bleik geleed, mi de zeep ur nog in dus niej gespuuld. Want ès ur dan de zon op skeen wier ze mooi wit. Ok kan ik men eigen herinneren dè ze blauwsel gebrukte (zèkskes blauwsel). Es de was opgehangen wier, dan wier dur rekening mi gehouwen dè de skonste (mooiste) stukken goeid veur op kwaomen hangen en dè vort wè versleten waar, of niej mir skon te kreijgen waar blif meer uit ut oog hangen. Men kende mèr twee sorten was, witte en bonte was. Stillekens kwamen dur de machines, de allerurste mi de haand gedreide dingen want dur waar bekant nog nergens ginne stroom en zeker aochteraf niej. Naoderhand kwaamen de electrische mechiene op de markt al met al waar vruuger waassen un zwaor werk en un lang werk vanaf ’s meregens vruug tot laot in de middag veur de gu ze dreug had. Ut streijke van de was waar niej zo’n herejee want dur waar heel weinig te streijken, niej ès tegenworrig mèr ik weet nog dè ons Moeder unne strijkbout ha dor din ze gloeiende kooltjes in, die ze ut de kachel haolde. Want de kachel waar tog alted aon, want we kenden toen dur ted geen gasfornuizen en dor streek ze dan mi, ès dur iets te strijeken viel. Tegenworrig hebben we volautomaatiesche meschienes mi veurwas, hoofdwas, centrifiegeren un dreugtrommel moderne strijkbouten. Mèr we hebben tegeworrig ok hil ander wasgoed ès vur geleeken mi vruuger. Nou hedde ok wel witte was en bonte was mèr doar bovenop kennen we tegeworrig de hele fijne was, de bonte was word ok uitgesplitst want dur zen vort zoveul kleuren, bloesje dit, bloesje dat en veur ut mansvolk is ut ok veul veranderd gelek vruuger. Dè waar men verhaal over de was van vruuger.
Frans van Driek Joane
Uit geschriften van oud Kèk Liemt-secretaris (wijlen) Frans van den Langenberg
Foto Beeldbank Liempde evklooo443 Mevrouw Mikkers doet de was. |
|
|