Inhoudsopgave
1 - Inhoudsopgave
2 - Van de Voorzitter
3 - Actueel - Bezoek Achelse Kluis 24 juni 2025
4 - Liempdse grenzen met Boxtel in 1821
5 - Pachtcontract uit 1463 van Liempdse hoeve Ten Kerkhove
6 - Archeokout 45
7 - Sabelsprinkhaan en vliegend hert, deel 1
8 - Familiedrama in de Maai 1844-1850
9 - Ode aan de populier of op zun Liems de Cannudas, deel 1
|
|
|
Van de Voorzitter
Lid in de orde van Oranje Nassau!
Met de lintjesregen op 25 april 2025 is ons (bestuurs)lid Hanneke van der Eerden geëerd met een koninklijke onderscheiding. Zij mag zich nu lid in de orde van Oranje Nassau noemen. Hanneke heeft gedurende haar werkzame leven, maar ook daarna, veel ervaring en kennis opgedaan op het gebied van erfgoed. Ze is dan ook vanaf het begin van haar lidmaatschap van Kèk Liemt over de meest uiteenlopende erfgoedzaken een vraagbaak voor alle leden van onze vereniging. Inmiddels is ze –vanaf 14-11-2022- lid van het bestuur. Haar initiatieven en positieve inbreng worden hier zeer op prijs gesteld. Hanneke is een enthousiast en actief lid die zich op meerdere fronten verdienstelijk inzet. Zo draagt zij onze vereniging uit bij diverse gelegenheden zoals de 'ontvangst nieuwe inwoners van Liempde,' de kerstmarkt en Boeremèrt. Ze bezet bij toerbeurt de erfgoedkamer, is bestuurlijk betrokken bij archiefonderzoek en voert de redactie over onze maandelijkse Nieuwsbrief Kèk Efkes. Hanneke, namens Kèk Liemt, van harte gefeliciteerd met deze welverdiende koninklijke waardering voor het vele vrijwilligerswerk dat je al vele jaren verzet.
Boeremèrt 2025.
Op Tweede Paasdag heeft, zoals eerder al aangekondigd, Kèk Liemt weer een kraam geexploiteerd op de Liempdse Boeremèrt. Het was een mooie dag met veel bezoekers en de belangstelling was dan ook groot. Vooral een aantal van de oude gebruiksvoorwerpen uit de expositieruimte in de voormalige boerderij van De Kleuskes die we te koop aanboden trokken de aandacht. De boekenverkoop viel wel tegen. Dankzij de inzet van een achttal leden hebben we ons hier weer op een goede manier gepresenteerd. En al viel de opbrengst toch enigszins tegen, gezellig was het zeker wel. Behalve de leden op de foto hebben ook Willemien van den Biggelaar, Hanneke van der Eerden, Jan van de Sande en Johan van den Langenberg hun bijdrage geleverd.
Harrie Raaimakers |
|
ACTUEEL - Bezoek Achelse Kluis 24 juni 2025
Beste leden,
Dit jaar heeft Erfgoedvereniging Kèk Liemt, op verzoek van de leden, een nieuwe activiteit voor en met jullie. We gaan een bezoek brengen aan de Achelse kluis, een sinds 1656 bestaande abdij en letterlijk op de grens van Nederland en België. Tijdens dit bezoek krijgen we ook de gelegenheid om achter de schermen te kijken, iets waar men normaal gesproken niet kan komen. Ook genieten we van een echte abdij-lunch.
Datum: Dinsdag 24 juni 2025
Programma:
10.15 uur Ontvangst bij Grand Café De Zwaan, Mgr. Kuijpersplein 18, 5556 VS BORKEL EN SCHAFT
10.30 uur Koffie of thee met gebak
11.30 uur Vertrek naar de Achelse kluis
12.00 uur Gezamenlijke abdij-lunch. Aansluitend gelegenheid om de winkel te bekijken
14.00 uur Rondleiding door de kluis
15.30 uur Uitleg over de Dodendraad uit WO I
16.00 uur Einde programma
Om de kosten binnen de perken te houden willen we graag met elkaar gaan carpoolen.
Deelname kan door je aan te melden bij Wilbert Steenbakkers via penningmeester.evkl@kekliemt.nl. De kosten per persoon zijn slechts € 20,=. De overige kosten worden door Kèk Liemt betaald.
Kom je alleen, dan is de mogelijkheid om een introducee mee te nemen tegen betaling van hetzelfde bedrag als voor leden. Maximaal 1 introducee.
Geef bij aanmelden meteen door of je alleen of met partner/introducee komt en of je wilt rijden (met aantal beschikbare plaatsen), met iemand wil meerijden of zelf rijdt zonder anderen mee te (kunnen) nemen.
Het bedrag graag overmaken op rekeningnummer NL 35 RABO 0128 70 7852 t.n.v. Erfgoedvereniging Kèk Liemt o.v.v. 'Reis Achelse kluis.' Deelname is pas definitief na ontvangst van de aanmelding én van de betaling.
Aanmelden kan tot en met 15 juni ivm het regelen van de diverse zaken.
We kijken er naar uit!
De uitzet-groep,
Wim van Erp, Hanneke van der Eerden en Wilbert Steenbakkers |
|
|
Liempdse grenzen met Boxtel in 1821
Tussen 22 juni 1821 en 3 september 1821 zijn voor Liempde de grenzen beschreven. Hierbij de beschrijving van de grens tussen Liempde en Boxtel (Zoals beschreven in BHIC, Toegang 535, inv. nr. 11830.)
In een schematische kaart (zie illustratie) zijn de grenzen weergegeven
Liempde – Boxtel
- Gaande van de paal bij Schatskuil in het vorig artikel gemeld
- Hebben wij bevonden dat de grens tussen beide gemeenten gevormd wordt door een rechte lijn in een noordoostelijke richting door de gemeentens heide en particuliere erven, op de schoorsteen van het huis genaamd de Beek, toebehorende aan F.A. Mulders
- Stuitende deze lijn tegen de straatweg op ’s Bosch en vervolgens op de schoorsteen van gemelde huis, waardoor hetzelve in twee gedeeld wordt
Waarom wij aan de respectieve schouten en aanwijzers van beide gemeenten hebben voorgesteld om dit gedeelte van de grenslijn te veranderen en de navolgende limieten aan te nemen, te weten:
- Van het punt waar gezegde lijn stuit tegen de straatweg het midden van gezegde weg te volgen, in een rechtse wending, tot aan een steegje naar de Beek geleidende
- Vervolgens over gemelde steegje, tot aan deszelfs uiteinde
- En van daar op een hek aan de oostelijke hoek van het huis
- En verder in een rechte lijn op een stenen grenspaal, staande in een dennenbosje voorpoting ten noorden van het huis de Beek voorgemeld
Door deze grens, die door wederzijdse partijen aangenomen is, wordt het huis met het grondgebied van de gemeente van Boxtel verenigt en ruim een bunder land van laatstgemelde aan Liempde afgestaan.
- Van deze paal loopt de grensscheiding in een rechte lijn noordwaarts over de heide het Mosven, tot aan een andere paal, genaamd de Scheiberk, staande op de voetpad van Liempde naar Boxtel
- Van daar in dezelfde richting door de gecultiveerde gronden en over de rivier de Dommel, op een paal aan Leemputten hek, op de weg naar Leemputten geleidende
- Van hier links om over het midden van deze weg, tot aan deszelfs vereniging met de weg van Sint-Oedenrode naar Boxtel
- Vervolgens in een rechtse wending over laatstgemelde weg tot aan de ontmoeting van een sloot tegen deszelfs noordzijde stuitende
- Deze sloot, scheidende het hakhout van de weduwe Van der Kallen onder Liempde, van het weiland van Jan Johannes van Erp onder Boxtel, dient van daar tot grenslijn tot aan de ontmoeting van de Hoogstraat
- Van daar oostwaarts door de Hoogstraat, tot aan deszelfs vereniging met de weg van Rooy naar Boxtel, welke vervolgens tot grenslijn dient, tot aan de Schutstraat
- Van hier links om door het midden van voornoemde Schutstraat, tot aan de noordoosthoek van het bos genaamd de Savendonk, toebehorende aan de heer Veldriel
- Van daar links om door de sloot scheidende dit bos en de verdere particuliere erven van de Schutstraat, tot aan de ontmoeting van de Hoogbeeksche Heide
- De sloot tussen genoemde heide en de kamp genaamd de Gelders, toebehorende aan Marten van Rooy, verstrekt van daar tot scheidslinie, tot aan de ingang van gemelde kamp aan deszelfs noordzijde
- Van deze ingang in een rechte lijn, dwars over de Hoogbeeksche Heide, alwaar enige liggen, aardhopen de grenslijn aanduidende, tot tegen de weg genaamd de Boxtelschen Dijk
- En eindelijk van daar langs de zuidzijde van deze dijk, tot aan een brugje op denzelve liggende, ten zuiden van de Overkamp
- Punt in het eerste artikel van dit proces-verbaal omschreven, hetwelk tot scheiding dient tussen het grondgebied van Liempde ten zuiden, en Boxtel en Sint-Oedenrode ten westen en oosten.
Ger van den Oetelaar |
|
|
Pachtcontract uit 1463 van Liempdse hoeve Ten Kerkhove
Namens de abdij van Averbode (zie illustratie) wordt in 1463 een hoeve van de abdij, ter stede geheiten Groterliemde', bij de kapel daar, verjaarpacht aan Jan, zoon van wijlen Meeuws van Vrilikhoven. Jan moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
- Jan zal de heicamp die tot de hoeve behoort opmaken, bevreden ende met berken wael op sinen cost bepoten, maar de abdij zal de berken kopen en Jan zal ze op zijn kosten halen waar ze gekocht worden
- Jan zal op die huysinge van de hoeve elk jaar decken of doen decken acht vymmen gedreven daecks. Jan moet dus elk jaar het strooien dak onderhouden met extra stro (vim is een maat voor de hoeveelheid stro).
- Jan zal elk jaar setten ende poten opter hoven voirscreven vijfenwintich willigen pote. Elk jaar worden er dus 25 wilgen geplant.
- Jan zal die myssen van der hoven voirscreven maken een gelijndt van plancken ende die stilen die hij daer toebehoven sal, sal hij moegen houwen opter hoven voirscreven soe verre sij daer op sijn ende all op die costen Jans. Blijkbaar wordt het erf afgezet (op kosten van Jan) met planken.
- Jan voer een seynde alle jaer der jaeren voirscreven brengen ende leveren sal tot Everbode in den convent voirscreven vier vette ganse, vier vette capuynen, twee boterweggen elc van thien ponden ende twee groet tootweggen van enen zester terwenblomen. Jan gaat de abdij ook te eten geven, jaarlijks levert hij vier vette ganzen, vier vette kapoenen (gecastreerde hanen), 10 pond boter, en veel tarwebloem.
- Jan dat duyfhuys opter voirscreven hoven staende toemaken sal ende beeselen ende opgemaect ende gebeselt laten in sinen afsceiden. Jan zal de duiventoren repareren en verder onderhouden.
- Of die pitansier voirscreven quaem opter hoven voirscreven of van anderen daer seynden, dat hij hem dan ende den perden redeliken cost geven ende doen sal. Wanneer de procurator van de abdij Averbode op bezoek komt dan moet hij de procurator en zijn paard te eten geven.
- Of yet behoefde van hout aen der hoeven voirscreven te tymmeren, dat sal Jan voirscreven kundigen Dircken Jannis ende daermede dan doen bij sinen rade ende goetduncken. Voor het repareren van de hoeve maakt Jan gebruik van de kennis en deskundigheid van Dircken Jannis.
- Jan voirscreven die huysungen ende tymmeringen opter voirscreven hoven wesende eerlic ende lofberlic op sinen cost van daken ende wenden houden sal ende also laten in sine afsceiden met aengesien hoe hijse vandt in sinen opcomen. Jan zal de hoeve en de gebouwen onderhouden op zijn eigen kosten.
Ende dat hij in sinen aftrecken geen mess noch ruwaer van der hoven voirscreven vueren en sal. Jan zal geen materiaal van de hoeve verwijderen, dus geen organische stof / mest e.d. Mineralen behoren op de hoeve te blijven.
Ende en sal oec opten heycamp voirscreven niet meer bleckelincs moegen slaen noch maken dan alle jaer drie roden. Jan zal op de heijkamp beperkt turf mogen steken.
Ger van den Oetelaar (Met dank aan Geertrui Van Synghel) |
|
|
Archeokout 45
Hoofdschuddend kijken we het aan vanuit de luie stoel in ons gemoedelijke Brabant. De wereld verandert in rap tempo: links lijkt op de terugweg, rechts floreert en de autocraten grijpen de macht. Verontrustend was de mededeling op het nieuws dat nu de meeste landen ter wereld een autoritair regime hebben. Democratie is een linkse hobby die geen bescherming meer lijkt te bieden aan minderheden en andersdenkenden. Grondwet, humanitaire regels en de trias politica worden naar believen met de voeten getreden. Wat moet je ook met al die modernismen.
Nee, dan Chlodovech, of Clovis, die in 481 nbj op 15 jarige leeftijd de leiding over de Salische Franken van zijn liederlijke vader Childerik overnam. Dat was nog es een autocraat, door zijn bruutheid is de term tiran trouwens ook best toepasselijk. Of het nu zijn eigen soldaten, zijn familieleden of heersers van tegenstrevers waren, hij hielp ze desnoods zelf om zeep. In de dertig jaar die hij aan de macht was, voerde hij bijna constant oorlog en wist een groot Frankisch rijk bij elkaar te vechten. Zijn vader was weliswaar al richting Parijs gegaan, maar had dat allemaal weer moeten inleveren, dus de beginsituatie was een klein gebied bij Doornik. De eindstand in 511 nbj was zo ongeveer het huidige Frankrijk en België.
Eerst werden de Rijnlandse Ripuarische Franken 'geholpen' door de Thüringers te verslaan. En passant trouwde hij een Ripuarische princes en kreeg een kind bij haar. Die binne binne binne binne: zo had hij controle over heel Austrasië (zie het plaatje). In 486 nbj trok Chlodovech samen met Ragnachar, familielid en koning van Kamerijk, ten strijde tegen de laatste Romeinse generaal (Rex) Syagrius, vijand van vader Childerik en heerser over Neustrië tussen de Seine en de Loire. Syagrius werd in de slag bij Soissons gevangen genomen en later door Chlodovech hoogst persoonlijk afgemaakt. Zijn goed opgeleide soldaten werden eenvoudigweg aan Chlodovechs leger toegevoegd. Dat smaakte blijkbaar naar meer, want in hoog tempo ontdeed Chlodovech zich van zijn Frankische mede-koninkjes. Die werden, oh schande, kaal geschoren, in een klooster gestopt en eventueel gewoon om hals gebracht. Het leger bleef groeien en het rijk der Franken eveneens, dat nu ook Neustrië omvatte.
Handig was het van Chlodovech om in 493 nbj de dochter van het zojuist vermoorde Bourgondische koningspaar te trouwen. Dat geeft alleen maar meer invloed. Chrodegildis was haar naam, ze wilde eigenlijk niet met een heiden trouwen, maar ze kreeg het recht op haar geloof en de kinderen mochten worden gedoopt. Bovendien was Chlodovech vermoedelijk slechts een halve heiden. Hij had de kloosters en de bisschop van Reims gesteund en zal net als de meeste leiders wellicht Ariaan zijn geweest. Chrodegildis, vaak Clothilde genoemd, wordt geacht de drijvende kracht achter de kerstening van de Franken te zijn en is als zodanig ook heilig verklaard, patroonheilige van vrouwen, lammen en notarissen (étonné de se trouver ensemble).
Het volgende probleem was de opmars van de Alemannen naar het noorden. Samen met de Ripuarische Franken probeerde Chlodovech in 496 nbj de Alemannen in de buurt van Keulen te stuiten. Dat lukte pas toen Chlodovech de god van zijn vrouw had aangeroepen en gezworen had zich te laten dopen als ze van de Alemannen zouden winnen, hetgeen gebeurde. De doop ook, samen met een paar duizend anderen. Of dat werkelijk uit geloof was, of om zijn vrouw te plezieren of om meer grip te krijgen op de Gallo-Romeinse bevolking en haar adel, dat doet er niet toe. Hoe dan ook, in mijn jeugd was Koning Clovis de grote bekeerder der heidenen, al was de dwang met het zwaard toch een klein smetje op zijn blazoen (maar ja, ik woonde toen in de Clovisstraat in Haarlem, dat geeft een band).
In 500 nbj versloeg Chlodovech de Bourgondiërs bij Dijon. Met behulp van de Visigoten, die in Aquitanië ten zuiden van de Loire gevestigd waren, wurmden ze zich echter onder de Frankische overheersing uit. Dat kon natuurlijk niet! Nadat eerst de de Alemannen nogmaals verpletterd waren in 506 nbj had Chlodovech geen aanval in de rug meer te vrezen. Dus wreekte hij zich vervolgens, samen met de Ripuarische Franken, op de Visigoten en veroverde in 507 nbj het Aquitaanse gebied tot en met Toulouse. Hij koos domicilie in Parijs en ontdeed zich onbeschroomd van familielid Ragnachar. Zo kwam bijna heel het huidige Frankrijk, met uitzondering van Bourgondië en het uiterste zuiden, maar met België en de Rijnstreek in handen van Chlodovech. Het toppunt van Merovingische macht.
Nu zou het alleen nog maar slechter kunnen worden en dat deed het ook, mede door de Salische wetten en Chlodovechs geslachtsdrift. Hij had vier zonen (en een dochter die snel weggehuwlijkt werd) en die zonen erfden bij zijn dood in 511 nbj zijn bezit in gelijke delen, even zo de kindskinderen en hun nageslacht. Had ie de 'eenheid' der Franken bereikt donderde de boel weer in gruzelementen, uiteindelijk.
Nu maar afwachten of de geschiedenis zich gaat herhalen. Wie is de nieuwe Chlodovech? Xi? Poetin? Trump? veroveren ze Taiwan, de Gele Zee, Oekraïne en de Baltische staten, Groenland, Panama, Canada? en bevechten ze elkaar en hoe zal het geheel weer in elkaar storten? Never a dull moment.
|
|
|
Sabelsprinkhaan en vliegend hert, deel I
In het Liempde van mijn kindertijd, de jaren vijftig van de vorige eeuw, ging ik niet alleen om met mensen. Ik had ook veel ontmoetingen met dieren. Ze zorgden voor avontuur en afwisseling, maakten mijn leven rijk, hielden me soms voor langere tijd gezelschap. Ik was altijd naar dieren op zoek en probeerde hun bestaan te doorgronden.
Het begon met kikkers. Ik was vier of vijf jaar. Woonde op Parkstraat 14, nu 16. Mijn vader had een zandbak gemaakt. Met het gele zand bouwde ik kastelen met gangen en kamers. Die moesten bewoond worden. Ik ving in de sloot langs de Rozenhofstraat kikkers en liet ze los op mijn zandlandgoed.
Vanaf mijn zesde maakte ik wandelingen door de buitengebieden van Liempde, met jongens uit de straat of alleen. Richting het noorden tot aan de Dommel, oostelijk tot aan Boskant, westelijk en zuidelijk tot aan Heerenbeek en het vogeltjesbos bij het graf van Giovanni Castione.
Als ik alleen was, had ik de boeiendste ontmoetingen en deed ik de meeste ontdekkingen. Op een dag volgde ik de Rozenhofstraat en liep een weiland in. Daar dwarrelde iets groens door het felle zonlicht. Ik knielde en hield een enorme, smaragdgroene sprinkhaan tussen mijn vingertoppen in bedwang. Hij bezat lange antennes, grote springbenen en een lange legboor. Toen ik mijn pinknagel tegen zijn kaken duwde, beet hij. De grote groene sabelsprinkhaan. Dat hij zo heette, wist ik niet. Veel van wat ik in de natuur tegenkwam, kreeg later pas een naam.
Op een andere dag was ik de tuin en boomgaard binnengeslopen van boer Kronenburg, ook aan de Rozenhofstraat. Ik kwam bij een musterdmijt. Die bestond uit opgestapelde takkenbossen. Ik wist dat insecten zich graag tussen dode takken verborgen en daar eieren legden. Ook andere dieren vonden er een schuilplaats, knaagdieren, misschien zelfs een slang. Ik trok half vermolmde, brekende takken weg. Keek in donkere gaten. Groef en hield daar opeens mee op. Daar lag… Een zwart skelet met hoorns. Ook al had ik er nog nooit een gezien, ik wist: dit is een vliegend hert, een mannetje. Hij glansde als een pas gepoetste, zwarte schoen. De poten ontbraken. Ik wikkelde hem in mijn zakdoek en stak hem in mijn zak.
Elk jaar in mei zocht ik na het dienen van de mis de beukenheggen langs het kerkhof af. Schudde aan de stammen. ’s Ochtends in de klas luisterde ik dan soms met enige angst naar het krassen van pootjes in het lucifersdoosje in mijn broekzak. Zou de meester het horen en me de meikever afpakken? Op een avond besloten mijn broer Cor en ik al onze meikevers los te laten. We stonden op de achterplaats. Ze waren allemaal weg, op één na. De mooiste. Het deed pijn. Die ook? Ja. Daar ging hij, hoog de lucht in. Het was bijna een heldendaad die we verrichtten. Waar kwam die zwaluw vandaan? Pats.
In mei ook zocht ik naar vogelnesten. Ik hield bij hoe het broeden ervoor stond. Hoe groot de jongen inmiddels waren. In de coniferenhaag langs de Oude Dijk, tussen Het wapen van Liempde en de ingang naar het tennisveld, broedden elk jaar een of meer heggemussen. Hun eitjes waren onwerkelijk mooi, zachtroze van kleur. Als ergens een nest zichtbaar was in de top van een boom, kwamen jongens naar me toe. ‘Daar durf je natuurlijk niet naartoe? Die zit wel heel hoog.’ Als het nest in de top van een populier zat en de takken dun waren, weigerde ik wel eens. Ik klom met een strotouw om mijn voeten. Daarmee kon ik bij vrijwel elk nest komen. Als de boom zo dik was dat ik onmogelijk met mijn armen de stam een beetje kon omklemmen, lukte het niet. Ik was goed op de hoogte van de stevigheid van de takken van de verschillende boomsoorten. Een eikentak, al was die nog zo dun, brak nooit af.
Regelmatig reed ik op mijn wijnrode kinderfietsje alleen of met andere jongens naar de Loop, de Grote Waterloop. Ik had een emmer en kolenzeef bij me. Bij de Loop trok ik schoenen en sokken uit, meestal ook mijn broek, en haalde de zeef over de bodem van de beek, door waterpest en hoornblad. Allerlei waterdieren vond ik in de zeef. Stekelbaarsjes, modderkruipers, salamanders, schrijvertjes, schaatsenrijders, waterschorpioenen en kokerjuffers. Soms klom ik op de oever om bloedzuigers van mijn benen te plukken. Geelgerande watertorren pakte ik voorzichtig vast als ik ze teruggooide in het water. Ik wist niet of ze zouden bijten. Als het pas veel had geregend, kon ik niet vissen. Het water kwam dan tot mijn navel of borst.
Liempde bezat in die tijd nog een klein heidegebied achter het jeugdhuis van Harrie van Houtum, rondom de Schietberg. Daar ving ik hagedissen. Thuis had ik een aquarium als terrarium ingericht. Om een reden die ik me niet meer herinner kon ik de hagedissen niet langer houden. Ik liet ze los in de tuin en jaren achtereen vond ik ze als het warm weer was terug op en bij de stapel staken voor de snijbonen. Daar lagen ze te zonnen.
Ik was buitengewoon jaloers toen Peter Hubers van de Hogenbergseweg op een dag met een hazelworm naar school kwam. Ik zat in klas vijf, bij meester Van Aarle. Iedere jongen moest iets uit de natuur meebrengen naar de klas. Peter had de hazelworm gevangen vlakbij de Schietberg. Toen hij en zijn vrienden het dier ontdekten, hadden ze tegen elkaar geschreeuwd: ‘Een slang! Een slang!’ Ze hadden een stok gegrepen en erop los gemept. De hazelworm was het achterste deel van zijn lijf kwijtgeraakt. Een wond gaf aan waar dat deel had vastgezeten. Godverdomme – Sorry Peter – , je weet toch dat een hazelworm geen slang is, maar een hagedis. Een pootloze hagedis! Die is helemaal niet gevaarlijk, man.
|
|
|
Familiedrama in de Maai 1844 - 1850
Johanna van der Elst woont oorspronkelijk in gemeente de Zes Gehuchten bij Geldrop. In 1827 treedt zij in het huwelijk met Willem Paassens. Na ruim een jaar getrouwd te zijn geweest overlijdt haar man. Zij besluit al haar bezittingen te verkopen en gaat vervolgens zwerven. Zij krijgt als ongehuwde moeder maar liefst zes kinderen, o.a. in Vechel, Lieshout, Sint Oedenrode en Nuenen. Deze kinderen worden in de archieven 'onechtig’ genoemd. Johanna lijdt een zwervend bestaan.
Dan ontmoet ze Hendrik Scheffers. Hendrik Scheffers is geboren in Rotterdam. Voor hij Johanna ontmoet is hij gehuwd met een Belgische vrouw. Hij woont met deze vrouw in Overpelt en ze krijgt in 1830 nog een kind van hem. Johanna en Hendrik zwerven enige jaren samen rond. In 1844 besluiten ze een huisje in de Maai te kopen. Het is een armetierig huisje met een strooien dak, fistelstek muren met leem besmeerd en een aangebouwd varkenskot. Hendrik leeft vooral van vissen maar noemt zich ook koopman. Er komt regelmatig boeventuig bij hen over de vloer. In de Maai wordt in 1846 nog een kind geboren dat, evenals de andere kinderen, de naam van Johanna draagt. In 1848 krijgt Johanna nog een kind. Dit kind wordt dood geboren en twee dagen later overlijdt ook Johanna.
Na de dood van zijn ‘bijzit’ trekt de negentienjarige dochter van Hendrik bij hem in. Zij raakt al snel in verwachting en binnen het jaar brengt ook zij een levenloos kind ter wereld. Hendrik Scheffers ontvangt van de gemeente Zes Gehuchten jaarlijks ƒ 130,00 bijstand voor het onderhoud van de kinderen van Johanna. Hij verwaarloost deze kinderen echter zo dat het jongste kind overlijdt. De dokter heeft geconstateerd dat het kind van pure ellende is gestorven. Toch wordt het kind begraven of er niets aan de hand is. Twee dagen later echter arriveren 2 ambtenaren van het gerecht uit Den Bosch in Liempde. Zij gelasten dat het kind moet worden opgegraven. Deze ambtenarden constateren vervolgens dat het kindje van honger is omgekomen. Hendrik wordt gearresteerd en de vijf1) overgebleven kinderen worden overgebracht naar Zes Gehuchten, waar moeder oorspronkelijk vandaan kwam. Hier leven ze verder van de onderstand (soort bijstand).
1) Johanna heeft in totaal zeven kinderen gekregen, waar het zesde kind is gebleven, is niet bekend.
Deze gebeurtenis in de Maai kreeg landelijke bekendheid. Het voorval wordt breed uiteengezet in minimaal 5 bladen. In de editie d.d. 21-4-1850 van het weekblad 'Het Regt' wordt er het volgende over geschreven:
‘s Hertogenbosch, 15 April 1850
In het naburige dorp Liempde overleed dezer dagen, ten huize van zekeren Hendrik Scheffer, een 4-jarig kind genoemd Elisabeth van der Elst, hetwelk door het armbestuur der gemeente Zes Gehuchten met hare vijf broertjes en zusjes in de kost was besteed; kort na dat overlijden vernam men in de gemeente Liempde een gemompel, als zoude het kind bij gebreke aan voedsel den geest hebben gegeven; van daar dat de justitie onmiddellijk nasporingen deed, en dat de heeren regter-commissaris mr. Van der Does de Willebois en de officier van justitie mr. Pape zich naar de gemeente hebben begeven, ten einde te onderzoeken wat van de zaak was. Kort na aankomst van gemelde heeren is de genoemde Scheffer in verzekerde bewaring gesteld, en moet uit voorloopig ingesteld onderzoek voorhands gebleken zijn, dat bedoelde door het armbestuur besteede kinderen naast het varkenskot op eene hand vol hooi en stroo, dat schier tot mist was overgegaan, hunne legerstede hadden, en dat zij niet zoo gespijzigd werden, als men meende te mogen verwachten, daar het voedsel, dat zij voor het middagmaal gebruikten, meestentijds bestond uit door henzelve bijeengeraapt wordende wortelen en groen, dat in de nabijheid der woning gevonden werd. De justitie zet haar onderzoek verder voort, hetwelk wij niet willen vooruitlopen; intusschen is deze zaak ter overweging waardig voor alle armbesturen, welke kinderen elders dan in hun standplaats in onderhoud besteden.
De dochter van Hendrik Scheffers blijft alleen achter in het huisje. Na een half jaar brandt het ‘s nachts geheel af. Zij besluit nu ook te gaan zwerven en krijgt in Nuenen in 1851 haar eerste ‘onechtige’ kind. Later dat jaar trekt ze weer in bij haar vader die nu in Den Bosch woont. In 1852 woont ze volgens het gemeenteregister in Volkel en in 1857 in Grave bij haar vader en met vijf ‘onechtige’ kinderen. Hendrik Scheffers is, nadat hij nog verschillende keren in Grave en Den Bosch in het gevang heeft gezeten, in 1879 op 84-jarige leeftijd overleden. Zijn dochter blijft in Grave wonen en overlijdt in 1911 als ongehuwd zijnde in de leeftijd van 80 jaar.
Noot: Dit stuk is geschreven aan de hand van informatie uit verschillende archieven. Het huisje op de foto is niet van Johanna en Hendrik, maar De Maai 8.
Jan van de Sande |
|
|
Ode aan de populier of op zun Liems de Cannudas, deel 1
Ut waar op unne mèrgen in Mert, ut waar nog vruug en de nevel trok over ut veld, toen unne boer mi perd en kaar mi un stuk of tien peut er op nor zun wei gong um ze te poten. Peut zen jonge boompjes populieren. Dun boer graafde un mooi vierkantig gat, war dun peut ingeplant kon worren. Hij plante ze tegen dun houtwal aon, op dieje houtwal stonden elzen en berken en dor groeide wé dorris onder en netils. Toen dun boer klaor waar mi zun beumkes zetten liep hij ur nog unne keer langs en stampte mi zunne klomp hier en door nog uns unne keer de grond vaast aon ut beumke, want ze moesten goeit vaast staon. Hij keurde zèn werk goeit en reej mi zun perd en kaar op hoos aon.
De elzen en de berken begonnen toen dun boer nog mèr krek ut hekkegat uit waar gereëjen, tegen de jong beumkes te honen en te skamperen. Wè moeten gulle hier komme doen tegen ons aon? Wè denkte wel, wij zen tog veul grotter es gullie. Wej zullen wel maken dè gullie niej kunt groeien, de dorris en de neteles dinnen ok nog een duit in ut zekske. De beumkes durfde in ut begin niks treug te zeggen en lieten alles mèr over hun hinnen komme. Mèr ut duurde niej lang of ze begonnen dus eiegen te ruuren en trug te praoten. Wè gullie, zin ut strandste beumke, gullie dient nergens veur, gullie word hillemaol opgestokt, alleen mèr vur de vèrkensketel te stoken bende gullie goet zat, vur de kachel in de goei kamer bè dun boer deugde nog niej ins. Mèr wij dienen ut algemeen belang van dun boer en de klompenmaker. Toen kwam ur un gemene opmerking van de kaant van de elzen en de berken. Ze riepen luidkeels: 'Boompje groot, plantertje dood'. Dè din de jong beumkes zeer, want ze waren heel goed behandeld door de planter.
Er gingen enkele jaren vur bè, de beumkes groeide en groeide. Ze werden op tèt gesnoeid en onderhouwen. En ze riepen naor de elzen en berken struiken: 'We horen jullie niej mèr praoten en laochen. Moet us keken wat we groeien en onze takken worden steeds grotter en mooier en voller en onze kruinen bieden un heerlijke schaduw vur de koei in de weij, die liggen rustig te nirken (herkauwen) tegen ons aon, die gaon echt niej in de dorris en nitels liggen'.
Er gong wir unnen hille tèt vur bè en op un gegeven ogenblik kwam dun boer (planter) trug mi unne miens, mi un paor skon klompen aon. Unnen zware bruin gerande bril op zun neus. Diej miens din heel gewichtig, hij haolde un meetlint uit zunne broekzak, en un klein potleujke en un kladblukske. Hij mat dun urste boom op 198 cm (dikte) en de rest waar allemaol tegen de 2 meter aon of dur un por cm over. Hij gong un eind trug in de weij staon keek umhog, keek nog uns unne keer, knikte unne keer en praotte we binnensmonds en skrif we in zun boekske. Toen ie ze alle tien gehad ha gongen ze samen nor de boer zun hoos. Ze vieten unnen borrel en stokte un sigaar aon. Ze waren ut gauw ins over de prijs van de beum.
Uit geschriften van oud Kèk Liemt-secretaris (wijlen) Frans van den Langenberg of wel Frans van Driek van Joane. 27-03-2004
foto: evkl006450 |
|
|