Inhoudsopgave
1. Inhoudsopgave
2. Van de Voorzitter
3. Cultuurhistorische route
4. Liempdse grenzen met Oirschot in 1821
5. Adellijk jachtongeluk op Velder in 1940
6. Liemt Vurjaer 1953 (deel 2)
7. Kindersterfte in Liempde
8. Bessen plukken
9. Archeokout 44
10. Inbraak in de pastorij in 1843
11. Actueel - Activiteitenprogramma 2025
|
|
|
Van de Voorzitter
Els (links) en Mariet (rechts) worden bedankt voor hun verdiensten. Foto: Arnold van den Broek
Terugblik Algemene Ledenvergadering
De Algemene Ledenvergadering van onze Erfgoedvereniging Kèk Liemt (EVKL) van 17 maart 2025 was met 32 aanwezige leden goed bezocht. Volgende maand zal het verslag van deze bijeenkomst aan de leden worden toegestuurd. Een paar onderdelen breng ik nu alvast onder jullie aandacht.
Jaarprogramma Onder 'Actueel' in deze Nieuwsbrief Kèk Efkes vind je al het jaarprogramma dat door Kees Quinten is samengesteld en met de vergadering is gepresenteerd. In het bijzonder vragen we jullie aandacht voor de cursus 'Liempdse buurtschappen' die in november van start gaat. Voor dit onderwerp is gekozen n.a.v. de enquête die we vorig jaar onder de leden hebben gehouden. Of het programmaonderdeel ‘lunchwandeling D’n Liempdsen Herd' van juli, september en november doorgang gaat vinden is nog een vraag. De reden is dat de eerste wandeling van 13 april j.l. i.v.m. gebrek aan belangstelling noodgedwongen is gecanceld. Op dit moment hebben we in overweging of en zo ja hoe we hier een vervolg aan gaan geven.
Bestuursverkiezing Het bestuur van onze vereniging blijft ongewijzigd met dien verstanden dat de functie van bestuurondersteuning is weggevallen. Mariet van de Wiel-Quinten heeft vanaf de oprichting van Kèk Liemt deel uitgemaakt van het bestuur. Ze vindt dat het na 50 jaar voldoende is geweest en heeft zich niet meer herkiesbaar gesteld voor een nieuwe termijn. Wij danken Mariet voor al haar tomeloze inzet in de afgelopen 50 jaar.
In het zonnetje Nog een dame die veel betekent voor onze vereniging is Els Vissers. Ze levert op alle fronten in de Erfgoedkamer en daarbuiten haar bijdrage. Zo zet ze zich in voor het opschonen van ons archief en de bibliotheek. Begeleid ze andere vrijwilligers met de inventarisatie en het beheer van de grote verzameling bidprentjes en foto’s die terug te vinden zijn op onze site. Maar ook in onze expositieruimte De Kleuskes levert ze haar bijdrage. Samengevat: ere wie ere toekomt; zij is een terechte 'vrijwilligster van het jaar' en daarom dit jaar in het zonnetje gezet. Nogmaals bedankt voor alles Els.
Harrie Raaimakers
TIP
Op Tweede Paasdag staan we met een boekenkraam op de 51ste Boeremèrt Liemt. Kom je ook langs snuffelen. Er zit zeker, voor een spotprijsje een leuk boek voor je bij. |
|
|
Cultuurhistorische route
Foto 1: Bouwploeg SPPiLL en vertegenwoordigers Gemeente Boxtel, D'n Liempdsen Herd en Kèk Liemt. Foto 2: Wethouder Désiré van Laarhoven opent de toeristische cultuurhistorische wandelroute.
Cultuurhistorische route: 'Liempde, goed bewaard maar toch springlevend' open voor publiek.
Het heeft even geduurd maar nu is het dan toch zover. De toeristische cultuurhistorische wandelroute is een feit. En daar mogen we met z'n allen best een beetje trots op zijn! Op vrijdag 11 april j.l. is deze in het bijzijn van de betrokken partijen geopend door wethouder Désiré van Laarhoven (zie foto).
De realisatie van deze nieuwe wandelroute was mogelijk dankzij de geweldige inzet van een aantal vrijwilligers en de goede samenwerking tussen Kèk Liemt, de bouwploeg van SPPiLL, Pats concept & creatie, en de gemeente Boxtel. Deze wandeling voert ons langs een aantal monumentale panden en kunstwerken binnen de bebouwde kom van Liempde. De route heeft een lengte van 3,5 km maar er is ook de mogelijkheid gecreëerd deze route te verkorten tot 2 km. De wandeling staat zorgvuldig beschreven in een speciaal voor deze route ontwikkelde folder met plattegrond. Deze folder is verkrijgbaar bij D’n Liempdsen Herd.
Voordat kon worden begonnen met de realisatie moesten er eerst een aantal voorbereidingen worden getroffen. De meeste van de bestaande infobordjes die al in 2011 zijn geplaatst waren inmiddels onleesbaar geworden en aan vervanging toe. Hiervoor moest een nieuw infobordje worden ontworpen in de huisstijl van Beleef Boxtel'' met actuele logo's en aangepaste QR-codes. De bestaande beschrijvingen moesten vervolgens worden gecontroleerd en extra wetenswaardigheden en foto’s zijn toegevoegd. Daarna zijn deze data op de website van Gastvrij Liempde' geplaatst waar de QR-codes op de bordjes naar verwijzen.
De bouwploeg van SPPiLL heeft de oude infobordjes vervangen en de nieuwe geplaatst. Een flinke klus, die namens Kèk Liemt gecoördineerd werd door Peter van Vorstenbosch. Wethouder Désiré van Laarhoven heeft het laatste infobordje geplaatst bij D’n Liempdsen Herd. Met de plaatsing van dit laatste infobordje is symbolisch de cultuurhistorische route 'Liempde, goed bewaard maar toch springlevend' opengesteld voor het publiek. Met dank aan: Bouwploeg van SPPiLL voor de uitvoering van de werkzaamheden in de openbare ruimte; Peter van Vorstenbosch voor de coördinatie van de werkzaamheden namens Kèk Liemt; Wim van Erp en Kees Quinten van Kèk Liemt die de werkzaamheden hebben geïnventariseerd, de route hebben uitgezet en de teksten geredigeerd en uitgebreid; Patricia Schoenmakers van 'Pats concept & creatie' voor de communicatie met externen en het ontwerp van de infobordjes en de folder; Wethouder Désiré van Laarhoven voor de bestuurlijke en financiële ondersteuning namens de gemeente Boxtel.
Harrie Raaimakers
|
|
|
Liempdse grenzen met Oirschot in 1821
Tussen 22 juni 1821 en 3 september 1821 zijn voor Liempde de grenzen beschreven. Hierbij de beschrijving van de grens tussen Liempde en Oirschot, inclusief Best, dat toen tot Oirschot behoorde. (Zoals beschreven in BHIC, Toegang 535, inv. nr. 11830.)
In een schematische kaart (zie illustratie) zijn de grenzen weergegeven.
Het grondgebied van Oirschot en Best, nog niet gesepareerd zijnde, hebben wij de bepaling der grenzen dier beide gemeenten ten aanzien van Liempde slechts in een artikel omschreven, totdat de grensscheiding tussen dezelven definitief bepaald zij.
- Van de Driesteen in het vorig artikel omschreven, door de waterloop genaamd de Scheekgraaf, lopende in westelijke richting tot aan de ontmoeting van de Vleutstraat en het broek genaamd de Goosenbunder.
- Van daar in een rechte lijn over enige weilanden heen, genaamd de Bakkershurken, tot aan een doornbosje staande op 10 à 12 ellen van een uitspringende hoek van het Broek in de particuliere erven, punt bekend onder de naam van den Bakkershoek.
Door deze grenslijn een gedeelte van enige percelen van voormelde Bakkershurken afgesneden wordende, is dezelve op het door ons gedane voorstel verandert en bepaald als volgt:
- Van het punt der ontmoeting van de Scheekgraaf tegen de Vleutstraat dwars over deze straat.
- Vervolgens door de waterloop scheidende de Bakkershurken van het Broek de Goosenbunder, tot aan bovengenoemde doornbos, aldaar is aangenomen een paal te zetten.
- Van daar in een rechte lijn westwaarts over het broek tot tegen de zuidoosthoek van een perceel land genaamd de Krommen Bunder, doorsnijdende deze lijn de straatweg van ’s Bosch naar Eindhoven en de weg naar Oirschot.
Later bijschrift in de marge: tot tegen de zuidoosthoek van een perceel genaamd de Munnikenbeemd.
- Van de hoek van de Krommen Bunder door de sloot langs de zuidoostzijde van denzelven, tot aan de Munniken beemd
- Vervolgens door de noordelijke sloot van laatstgenoemde en verder door de Munniken heen, tot aan de ontmoeting van de heide genaamd de Veldershoek.
- Van daar langs de noordelijke sloot van de heide, tot aan het Velders bosch, toebehorende aan de heer de Grancy (voorbehoudende de gemeente van Liempde het recht van eigendom welke dezelve op een gedeelte van de heide en Veldershoek sustineert te hebben.)
- Van hier volgt de grens de zuidelijke sloot van het Velders bos tot in de richting van een stenen grenspaal staande aan het einde van de laan van Heerbeek en de paal aan de Schatskuil.
- Van dit punt wordt de grens over haar verdere lengte gevormd door een rechte lijn, lopende langs de paal aan het einde van de laan van Heerbeek voornoemd, tot aan de bovengemelde paal aan Schatskuil.
- Aan dit punt gekomen, hebben wij bevonden dat hetzelve tot scheiding diende tussen het grondgebied van Liempde ten oosten, Oirschot en Best ten zuiden en Boxtel ten noorden.
Ger van den Oetelaar |
|
|
Adellijk jachtongeluk op Velder in 1940
In 1940 gebeurde op Velder een tragisch ongeluk. Een van de gasten die door de familie Van Boeckel voor de jacht werd uitgenodigd was de 51-jarige Duco Lodewijk Willem Baron van Hardenbroek van de Kleine Lindt (1889-1940, directeur N.V. Houthandel van Hardenbroek en Langenhuysen) uit Nuenen. Hij verongelukte op Velder in dichte mist op 26 oktober 1940 op de spoorlijnovergang van Velder.
Van Hardenbroek was in gezelschap van een vriend, dr. Quartero uit Rotterdam. Blijkbaar nam Van Hardenbroek te snel een bocht waardoor zijn auto tussen de rails kwam vast te zitten, wellicht had dat te maken met de nazit van de jachtpartij. Beide inzittenden verlieten de auto en probeerden deze los te duwen Dat lukt niet en de baron nam weer plaats achter het stuur voor een nieuwe poging met de motor. Even later hoorden de heren een trein naderen. De lichten van de trein schattend meende de baron dat hij nog even tijd had om de auto te redden. Zijn vriend riep nog om snel uit te stappen, maar toen was het te laat. De locomotief verpletterde de auto en sleurde het wrak nog 200 meter mee. Van Hardenbroek was op slag dood. De auto (Fiat 45 PK 6) had het kenteken N-1081 (zie BHIC: De auto van mijn opa: https://deautovanmnopa.nl/kentekens/n-1081)
Van Hardenbroek (van de Kleine Lindt) is een van de oudste adellijke geslachten van Nederland en leden ervan behoren sinds 1814 tot de Nederlandse adel van het koninkrijk. De tak Van de Kleine Lindt ontstond na het huwelijk in 1749 van Jan Adolf van Hardenbroek (1721-1791) met Susanna van Slingelandt, vrouwe van de Kleine Lindt en West-IJsselmonde (1722-1752). In 1879 en 1886 trouwden een dochter en een zoon van Duco Lodewijk Willem baron van Hardenbroek (1824-1897) met een broer en zus De Jonge uit de tak Zwijnsbergen waarna de nakomelingen zich op het kasteel Zwijnsbergen en in Helvoirt en omstreken vestigden.
In 1911 werd door een kleinzoon van de laatstgenoemde mede de houthandel Van Hardenbroek en Langenhuysen opgericht die in 2011 het 100-jarig bestaan vierde met de verschijning van een gedenkboek: "De geur van hout: Honderd Jaar Van Hardenbroek." De tak stierf in 1999 uit met de laatste, ongetrouwde en kinderloze baron die onder andere familiezilver en -servies onderbracht in de charitatieve, in 1997 door hemzelf opgerichte Stichting G.G.D. Baron van Hardenbroek Van de Kleine Lindt; deze baron heeft nog wel getracht via een draagmoeder nageslacht te krijgen maar dat is hem niet gelukt.
Ger van den Oetelaar |
|
|
Liemt Vurjaor 1953 (deel 2)
Op dun dag van vandaag komme ze mi unne grootte traktor en un grootte ploeg (stalmès kennen we allang niej mèr, ut is allemaol drijfmès geworren) en ze ploegen in twee daag hilt dèkker um. De romantiek is ur allang af. Es dan ut laand dor mooi geploegd laag te wochten tot dèt ur gezeijd wier was dè un lust vur ut oog. Es dan nao half april alles in de grond zaat dan gingen de boeren de weijen afmaken of wel vreezen genoemd, de ouw paolen die gebroken waaren namen ze mee nor hoos, want dè waar nog goei kachelhout, vur de kommende winter en in de zummer moest ur tog de kachel gestokt worren um eten te koken, naoderhand kwam ut Butagas in fleesen en wir veul laoter ut aardgas.
In turp waar ut ok un drukte van belang, en dan bedoel ik bè ut pakhoos, dor gingen de boeren we kunsmès kopen. Kalizout (los op de kaar gelaojen) en dan die zakken mi zwart mès die wogen allemaol 100 kilo. Ze waren host niej um te handteren en dan harre nog kalkammonsalpeter en weet ik we nog meer. Dè waar nog niej zo’n goei werk de mès zeijen over de logt geploegd laand gu had dan unne zeijkurf mi mès aan oeiwe erm hangen en dan klosde dor over dè laand. In de wei viel ut wel mee, mèr alles kwam op tèt klaor, de weijen waaren op tèt afgemakt alles was op tèt gezeijd en gepot en gemèst.
En es dan mei waar geworren en de wei lag te wogten op ut vee dèt ur aonkwam, de perdebloemen die stonnen te bloeien en de klaver, mi dur witte en pérse bluumkes en de fruitbomen rond de boerderijen in bloei stonden (vruuger han bekant alle boerderijen unne kleine bogeert rond ut hoos) wor de hennen onder liepen en bè de klompenmakers en bè veul burgers dun hof netjes klaor lag en ingezeijd en de kakelende hennen en de vogeltjes flooten, en es gu dan vanuit dun èkker nor hoos reijd op de kaar of te voejt dan was dè un prachtig gezicht. Mèr dor is niks mèr van over gebleven, alles is weg, komt nooit mèr terug.
Es dan de koei weer veur dun urste keer nor de wei gebrogt moesen worren (dè waar ok un hil werk) diej ouwere bisten dè viel wel mee mè dè jong vee dor hadde nog mèr dik oen haans aon vol en ès dan immel los waren in de wei, dan wiesen ooit van gekkighèt niej wessen ze dinnen. Mèr ut nam niej weg dèt ut un skon gezicht waar, dè neij jong leven nao unnen lange kouwe donkere winter, alles groeide en bloeide wir opnèt. Ut jong vee dè holde weer dur de weij bè de klompenmakers stonden de deuren van de werkhosen wir open en hurde ze wir zingen en laachen en buurten. Dit alles kennen we niej mir, in ons mooi durpke Liemt mèr niej getreurd de tèt gao dur en deze tèt zal veur de jeugd van nou en de miensen die er nouw wonen ok wel skon zèn. Elke tèt hi zun charme.
Uit geschriften van oud Kèk Liemt-secretaris (wijlen) Frans van den Langenberg of wel Frans van Driek van Joane. Opgetekend dit alles op aswoensdag den 25ste februari 2004.
Afbeelding is afkomstig van internet |
|
|
Kindersterfte in Liempde
Tijdens het verwerken van de collectie bidprentjes van Kèk Liemt kom je af en toe hele bijzondere exemplaren tegen. Zoals deze van de drieling Petronella, Henricus en Jacoba van de Laar. Kinderen van Waltherus van de Laar (Liempde 30-08-1850-Liempde 17-11-1918) en Regina Maria Remmen (Sint Anthonis 12-01-1861-Liempde 05-03-1939.) Waltherus en Regina treden op 18 mei 1897 in Oeffelt in het huwelijk. Ten tijde van het huwelijk is Waltherus, van beroep hoefsmid, al 12 jaar burgemeester van Liempde, deze functie vervult hij van 1885 tot aan zijn dood in 1918.
Op 4 december 1898 wordt, in de woning van de burgemeester aan het Kerkeind, een drieling geboren. Als eerste komt om 11:00 uur Jacoba Barbara Petronella Maria ter wereld, ze overlijdt 20 dagen later op 24 december 1898. Om 15:00 uur volgt Petronella Maria Catharina Gerarda Barbara, zij overlijdt 1 dag later op 5 december. Als laatste wordt Henricus Waltherus Antonius Gerardus geboren om 16:00 uur, hij overlijdt 4 dagen later op 8 december. Gelukkig krijgt het echtpaar later nog drie kinderen.Op 18 november 1899 wordt er een zoontje geboren; hij krijgt dezelfde doopnamen als zijn overleden broertje. Op 12 juli 1901 komt er een meisje ter wereld, ook zij krijgt de namen van haar voorgangster Jacoba. Als laatste arriveert op 29 april 1903 Gerardus Theodorus Alphonsus Maria.
In de negentiende eeuw is de kindersterfte nog heel hoog en een meerling heeft al helemaal geen schijn van kans. De kinderen worden in december geboren, in een woning waar waarschijnlijk maar één houtkachel brandt, men van isolatie nog nooit heeft gehoord, elektriciteit onbekend is en voor de baby’s zijn er geen couveuses. Het warm houden van de kinderen gebeurt met warmwaterkruiken, wat natuurlijk onvoldoende is. Bovendien is de hygiëne vaak erbarmelijk en kennis van zaken ten aanzien zuigelingenzorg nihil, deze factoren zorgen voor hartverscheurende cijfers in de overlijdensregisters. In 1898, het geboortejaar van de drieling, worden er in Liempde 39 baby’s geboren. In datzelfde jaar overlijden er 17 kinderen voordat ze hun eerste verjaardag hebben bereikt. Tevens worden er ook nog 2 baby’s doodgeboren. Dit zijn aantallen waar je koud van wordt en ondenkbaar in onze tijd.
Pas na de oprichting van het Wit-Gele kruis in 1916 daalt de kindersterfte fors. In 1924 worden er 52 baby’s geboren waarvan 2 levenloos en er overlijden in dat jaar nog maar 3 kinderen in hun eerste levensjaar. Door de sterk verbeterde zorg voor moeder en kind ontstaan er, zeker in het rooms-katholieke Brabant, de grote gezinnen van 10 of meer kinderen. In de negentiende eeuw is dat ondenkbaar.
Betty van der Schoot en Els Vissers |
|
|
Bessen plukken
In de zomer van 1962 zorgde mijn vader ervoor dat ik vakantiewerk mocht doen bij tuinier Ties van de Loo. Die woonde met vrouw en kinderen op Looeind, nummer 11, in een flinke langgevelboerderij. Samen met twee van zijn zonen bracht ik mijn schoolvakantie door met het plukken van klein fruit, vooral bessen: rode, zwarte en witte. Ik was er zelf niet dol op. De rode en witte smaakten zuur en waren te ‘pittig’: de pitten waren taai, ik moest hard kauwen om ze plat te bijten en te vermalen. De zwarte hadden een weeig zoete smaak. We plukten ook frambozen. We knepen ze makkelijk kapot, ze waren teerder dan een babyhuid. Alleen als ze heel bleven, konden ze worden verkocht op de veiling in Den Bosch. Na het plukken werden ze op de deel (waar voorheen de koeien stonden) ‘overgegoten’ in tubs, ondiepe houten vaten die naar boven taps toeliepen en open waren. Dat overgieten moest voorzichtig gebeuren. De vruchten hadden een flauw zoetige smaak.
De rector van het seminarie had mijn ouders door middel van een telegram toestemming gegeven mij bij Van de Loo als knecht te laten werken. Ik was net veertien en bevorderd naar klas twee. Voor het eerst in hun leven ontvingen mijn ouders een telegram. En voor het laatst waarschijnlijk. Ik heb het ergens liggen.
We werkten niet te hard. Soms deden we een tijdje niks. We lagen in het gras, de zon viel langs boombladeren op ons gezicht, de geur van mierezuur steeg op tussen grassprieten. De jongste zoon, ik weet zijn naam niet meer, was een liefhebber van stripboeken. Hij was vooral verzot op Archie, de man van staal. Maar ook van fantasy stripboeken over ruimtereizen kon hij niet genoeg krijgen. Tussen de bessenstruiken lag hij te lezen, draaide zich op zijn buik en rolde een sjekkie. Het was elke dag mooi weer.
Klokslag twaalf stopten we met werken en liepen naar de boerderij. Een stevig maal wachtte op ons: geurige groentensoep, gehaktballen zo groot als kanonskogels, aardappelen die lagen te sidderen van verlangen naar hun badje kruidige sju, boontjes die een jasje van roomboter aanhadden. En altijd was er rabarber of appelmoes.
Uitgeteld lagen we een uur later weer tussen de bessenstruiken. ‘Hier, draai er ook maar een.’ Ik kreeg een buil Drum aangereikt. Alsof de vuist van een vechtersbaas me raakte, precies op mijn voorhoofd, als ik de rook opzoog. Ik ging half out. ‘Die shag is te zwaar voor hem. Winner is beter.’ Ook die was te zwaar.
Ik hield wat van mijn loon achter en kocht bij de groentenboer tegenover dokter Batenburg een pakje Zilvershag. Lichtbruin van kleur. Die was perfect. Toen mijn moeder twee weken later bij toeval in mijn broekzak een platgedrukt pakje shag tegenkwam, dacht ik dat ik de klos was. Geen sprake van. Ze knikte en stopte de buil terug. Ik werd met mijn veertien jaar oud genoeg bevonden om te roken.
Daar dachten ze op het seminarie anders over. Toen ik daar na de zomervakantie terugkeerde, was ik verslaafd. Elke dag moest ik afgelegen, donkere plekken opzoeken om snel een half sjekkie te kunnen paffen. Roken was verboden. Een leerling mocht als hij vijftien of ouder was een pijp opsteken. En dat alleen op zondag. Het duurde maanden voordat het verlangen naar een sjekkie zich liet onderdrukken. En het ging nooit helemaal weg.
’s Middags werd ons onder het werk ook een flesje bier bezorgd. Ik proefde ervan. Nee, te bitter. Pas na mijn dertigste wisselde ik de wijn en whisky soms af met een fles stevig Belgisch abdijbier.
Op een dag hoorde ik onder het plukken een afgrijselijke gegil. Het kwam van dichtbij, van de overkant van het zandpad dat het land van de Van de Loo’s aan de achterkant begrensde. Ik versteende. ‘Dat is onze Rino.’ Ik verzin die naam nu. De Van de Loo’s hadden een kleine hond die de hele dag in de omgeving op jacht was. ‘Hij heeft een bunzing te pakken.’ Ik bad dat de bunzing wist te ontsnappen. Ik kende de bunzing, een grote marterachtige, alleen van horen zeggen. Weer de gil van een wezen in doodsnood.
Later die middag staken we het landweggetje over. Daar lag een prachtig dood dier. Lange, volle staart, donker- en lichtbruine vacht, witte snuit met snorharen, kleine oren.
Rino deed niks liever dan doden. Op een zaterdag, na het werk, liepen we met vieren naar het grote kippenhok aan de overkant van het pad dat naar de boerderij leidde. De jongens droegen lange staken. Ze liepen om het hok en trapten alle gaten dicht van gangen in de grond die in het hok uitkwamen. Daarna gingen ze naar binnen. Ik liep achter ze aan. Ze joegen alle kippen naar buiten
De drollen van de roestende kippen hadden zich onder het gaas waarop ze ’s nachts op sliepen opgestapeld. De laag was veertig centimeter hoog. Rino keek gespannen toe. Jankte van opwinding. De jongens begonnen bij de deur en duwden de staken van opzij onder de mest door tot aan de wand. Steeds schoven ze een staak met een halve meter afstand door de mestlaag. Rino trippelde op en neer, tot het uiterste gespitst. Een schaduw schoot weg. Rino hapte in een flits toe. Gepiep. De hond schudde woest met zijn kop. Liet de dode rat vallen. ‘Pas maar op,’ merkte een van de jongens op. ‘Dadelijk komen ze.’ Ze waren nog maar twee meter van het einde van het hok met hun staken verwijderd toen er vier, vijf ratten tegelijk uit de mest de open ruimte in sprongen. Rino rende van het ene dier naar het andere. Gegil. Gepiep. Rino gooide steeds de doodgebeten rat van zich af en greep de volgende. De ratten bewogen zo vlug dat ik ze soms niet kon waarnemen. Rino wel. Aan het einde van de exercitie konden de jongens veertig dode ratten oprapen.
Op zondagochtend voetbalden de jongens op de wei voor het huis met een opgepompte varkensblaas. Ze probeerden te rijden op de rug van de varkens die in de wei liepen.
Het werk was niet afmattend, tuinder van de Loo eiste niet te veel. Er lag wel een schaduw over de boerderij. Er was daar een vrouw vermoord in de nacht van 14 juli 1951. In de loop van de jaren vernam ik verschillende, iets van elkaar afwijkende versies. Het was Den Opper, dat wil zeggen opperwachtmeester Van Breugel, die op 15 juli 1951 bij een dode in de boerderij werd geroepen. Dokter Batenburg, de dorpsarts, was er al. Die moest de doodsoorzaak vaststellen. Dat leek geen probleem. De vrouw was aangetroffen door haar man Johan, zijn vader en diens zuster. Ze had zich opgeknoopt. Den opper bekeek het lijk. Hij had in zijn loopbaan mensenkennis opgedaan en wantrouwen ontwikkeld. ‘Draai haar eens op haar buik.’ Hij bekeek haar blote rug. ‘Dit klopt niet. Ze was al dood toen ze zich ophing. Het lijkt me sterk dat ze dat nog kon.’ Ze had blauwe plekken op haar rug. Geen blauwe plekken om haar nek waar het touw had gezeten. Hij leidde daaruit af dat de vrouw op haar rug lag toen ze stierf en zo enige tijd had gelegen.
Het bleek dat ze in haar slaap verrast was. Haar man en zijn vader wurgden haar op bed en hingen haar later op aan een strop, om het zelfmoord te laten lijken. De vader en zus vonden dat de vrouw die uit de Randstad afkomstig was, een verwende dame dus, te veel geld uitgaf. Daar moest paal en perk aan worden gesteld. Johan kreeg 17 jaar gevangenisstraf opgelegd, zijn vader 15. De boerderij werd te huur aangeboden voor de periode dat de eigenaar vastzat.
Er was geen toilet binnen in de boerderij. Het ‘huisje’ stond buiten, bij een schuur, niet ver van grote struiken kruisbessen. De ‘pot’ bestond uit een bak, een houten plaat met een gat en een deksel. Aan de muur hing aan strotouw een stapeltje kleine vellen papier: netjes in stukken gescheurde kranten- en tijdschriftpagina’s. In de deur was een hart uitgezaagd waardoor je naar buiten kon kijken. Later leerde ik waar dat gat voor diende. ‘Weet je waar een boer zijn kont mee afveegt na het poepen?’ ‘Meej papier?’ ‘Nee, met zijn hand.’ ‘Z’n hand?’ ‘Ja. En weet je hoe hij zijn hand schoonmaakt?’ ‘Neeje, dè week nie.’ ‘Hij steekt die door dat hart naar buiten en daar staat zijn vrouw met in elke hand een baksteen. Die klapt die stenen tegen elkaar met de hand van de boer ertussen. “Au!” schreeuwt die, trekt zijn hand naar binnen en haalt die langs zijn lippen. Meteen schoon.’
Bij tuinder Van de Loo gebruikten ze papier.
Kruisbessen noemden ze knoezels.
Van de Loo was niet de eerste tuinder bij wie ik werkte. Jarenlang, tussen mijn achtste en twaalfde, werkte ik bij tuinder Veringa, de zoon van een Dortse goudsmid. Die had een grote ‘plak land’ liggen waar de Laarakkerweg het Duits Lijntje kruist. Maar dat is een ander verhaal.
Een iets andere versie van de moord is te vinden op: https://www.familiestamboom.eu/2016/12/28/de-moord-in-liempde-noord-brabant/
Afbeelding: Looeind 11 Liempde, foto Wies van Leeuwen, collectie BHIC
Jasper Mikkers
|
|
|
Archeokout 44
Waar waren we ook alweer gebleven? Eind vijfde eeuw in een klein Frankisch rijkje rond Doornik met wat langharig tuig dat verwoede pogingen deed een plunderverleden om te zetten in een groots en meeslepend stuk veroveringsgeschiedenis. Daar kregen ze alle gelegenheid toe van de tanende Romeinen met wie ze zij aan zij vochten tegen Hunnen, Gothen en Alanen en dan weer onderling elkaar de nieren proefden.
In 476 nbj was het West-Romeinse rijk ten einde en werd het Romeinse erfgoed bestuurd vanuit Byzantium, maar vooral lokaal geregeerd door opgeklommen koninkjes van stammen die elkaar dan weer het leven zuur maakten dan weer samenklonterden om iets groters na te streven. De Salische Franken waren al opgevallen als redelijk assimilerend en Romeinsgezagsgetrouw. Maar het stukje België van Hasselt tot Kamerijk was een goede weerspiegeling van hun nietigheid in het grote woeden der wereld. Neem daarbij de wat mythische onzin die de 'grote leiders' in de geschiedenis werd toegedicht en we weten dat er uit die nietigheid een legendarische grootheid zou ontstaan.
Het groeiende belang van de Franken werd eerst duidelijk aan de hand van Childerik, de zoon van Merdovech. Het heen en weer gerommel in de marge aan de Somme en Artois werd onder zijn ruim twintig jaar durende leiding bekroond met een uitbreiding tot aan Parijs. De belegering van Parijs staat in de levensbeschrijving van de patroonheilige Genoveva van die stad. Erg bestendig was dat niet want later bleek er toch nog een koninkje van Soissons te zijn. Niettemin wordt de aanwezigheid van de Franken in het gebied tot aan Parijs ondersteund door archeologisch materiaal in de vorm van rijkversierde Germaanse zwaarden.
Childerik schijnt een liederlijk man geweest te zijn met vele liefjes (waaronder Genoveva). Volgens de geschiedschrijver Gregorius van Tours zou hij ook onbetamelijk grensoverschrijdend gedrag hebben vertoond ten opzichte van de dochters van het volk. Maar het kan ook zijn dat dat een smoesje was om hem even uit de macht te ontzetten. Hij zat acht jaar in ballingschap in Thüringen, hoewel dat ook Diest of Duisburg kan zijn geweest en mocht toen weer terugkomen en trouwde met Basina die verwant was aan de koning van Thüringen. Zij schonk hem een zoon, en wat voor een! (dat zullen we later zien). Childerik vocht vervolgens met groot succes in Orleans tegen de Visigothen, in Angers tegen de Saksische zeerovers en in Noord-Italie tegen de Alanen.
Childerik is rond 481 nbj overleden, zijn leiderschap is vrij kort geweest, ruim twintig jaar en moet zijn ballingschap er nog af. Bij toeval is in 1653 het graf van Childeric gevonden onder kanunnikenhuizen bij de kerk van Doornik. Het was rijkelijk voorzien van luxe goederen zoals een zwaard met een met goud en almandijn ingelegd gevest en schede, munten, een zegelring met inscriptie 'Childerici regis' en sieraden waaronder 300 gouden bijen met granaat inleg. Later zou Napoleon dergelijke bijen-sieraden ook bij zijn keizersmantel gedragen hebben. De rode halfedelsteen almandijn uit de granaatfamilie was in de Merovingische tijd heel kostbaar en modieus. Alle vondsten uit het graf zijn keurig opgetekend en in boekvorm uitgegeven. Gelukkig maar. De luxe was blijkbaar te aantrekkelijk voor twee dieven die alles stalen in 1831. Een deel is omgesmolten, een ander deel is in de rivier gegooid en gered. Een paar fraaiigheden staan hier in de illustratie.
En hoe was het ondertussen met de Franken hier? Eigenlijk was er niet veel aan de hand, het noorden was blijkbaar nauwlijks interessant. De Franken wilden naar het Zuiden, waar de Romeinse cultuur was, de bestuurlijke infrastructuur, de rijkdom en de eer. Er is geen bemoeienis van Childerik alhier bekend, maar er waren wel Franken achtergebleven en hun culturele aanwezigheid blijkt uit vele archeologische resten van Merovingisch materiaal van Utrecht, Uden tot in Hilvarenbeek. Het centrum van de Frankische macht onder Childerik en zijn voorgangers was in Doornik en Kamerijk en zou pas onder Chlodovech, de zoon en opvolger van Childerik, verplaatst worden naar Parijs. Wij kennen Chlodovech als Clovis (al die gekke g-klanken zijn te moeilijk voor de Fransen), in Duitsland heet hij Chlodwig. Maar over hem komen we volgende keer te spreken als we het langharige tuig volgen in de reis naar totale Europese overheersing en de deerniswekkende verweking en neergang daarna.
Jaap van der Woude |
|
|
Inbraak in de pastorij, 1843
Inbraak in de Pastorij.
Bron: BHIC, toegang 1795 gemeentebestuur Liempde 1811-1938 inv.nr. 1454
In het jaar eenduizend achthonderd drieenveertig den tweeentwintigste der maand februarij om half drie ure ‘s nachts, komt bij mij burgemeester der gemeente Liempde Christiaan van Gestel, landbouwer wonend binnen der gemeente, aankloppend en verklappend dat op de pastorij werd hulp geroepen derwijl er volk was ingebroken. Dadelijk heb ik me derwaarts begeven en bevonden, dat door middel van scheen1 uit de as van een kar, een zwaar stuk ijzer, een zwaar ijzeren hamer, ene bijl en een stuk hout welke voorwerpen zijn gebleken uit de smederij van Johannes van Lieshout, staande nabij de pastorij door inbraak te zijn weggeroofd.
De ijzeren tralien van eene kelderraam aan de voorzijde waren uitgebroken, door welke raam dieven zijn in de kelder gegaan alwaar zij zich van ene hoeveelheid worst staande in de aarde pot, eene karbonade, ribkens en een rugstukje2 eenige flessen wijn en bier, eenige gedroogde en andere renet3, bosdorpe grauwe pepin appelen en eenige ajuin hebben meester gemaakt. Vandaar zijn zij gegaan in eene kamer waarin zij eene bureau hebben opengebroken en een hoekkastje met daarop stekende hengsels en uit dien bureau ontvreemd, vijf gouden ringen waarvan eene met knop, eene andere uitgewerkt en drie overige glad. Drie gouden met toebehoren en twee zilveren vingerhoeds ten gezamenlijke waarde van ongeveer achtentwintig gulden hebbende deze voorwerpen voor zoverre bekend is geene bizondere kentekenen.
Vervolgens de dieven in eene andere kamer een kastje opengebroken hebbende waarin misgewaden en andere kerkornamenten geborgen waren, zij die tegen den vloer hadden geworpen, hebben zij eene deur met geweld geopend waardoor zij over den trap met een licht op de slaapkamer van den Weleerwaarde Heer Kapelaan Joannes van der Laak zijn gekomen, die door dit gerucht ontwaakt en vroeg wat er was. Op het horen dezer stem hebben zij zich in de grootste haast en zijn zij met een groot geraas de trappen afgerold. Zodat den Eerwaarden Pastoor Petrus Hendricus Kock tot den Eerwaarden Heer Kapelaan riep 'wat was dat?' welke ten antwoord gaf 'daar zijn schelmen in huis' waarop den Eerwaarden Pastoor een raam heeft opengeschoven en met zijn dienstmeid, Maria Pertin, hebben hulp geroepen terwijl de dieven door hetzelfde raam in de kelder waardoor zij waren binnengekomen zijn ontvlugt.
Enige uren later heeft men nog ontdekt dat in een glasraam der kerk welke aan de pastorij is gebouwd, eene gat ter groote van 7 a 8 palmen4 was gebroken waardoor de dieven met behulp eener tegen de muur gestelde egge de kerk zijn ingegaan, hebbende zij een kistje op het koor geopend doch niets gestolen dan alleen een waskaarsje achter het altaar, hetwelk zij waarschijnlijk bij het doorzoeken der pastorij hebben gebruikt. Het is gebleken dat het loot van het raam door een mes of ander snijdend werktuig is afgesneden. Ik heb dadelijk op het vernemende deze diefstal pogingen aangewend ten einde de dieven te achterhalen en de veldwachter dezer gemeente gelast de marechaussee te Boxtel er van te verwittigen. Opdat zij zich onverwijle naar Gemonde zoude begeven, om met de marechaussee aldaar de daders te vinde en te arresteeren, terwijl ik vermoede aldaar de dieven thuis behoorde, in welk vermoede ik later nog ben gesterkt geworden door het ontdekken van het spoor van twee personen die wellicht de eenige daders van deze diefstal zijn geweest, bij welke door de veldwachter dezer gemeente met Arnoldus Wijns inwoner dezer gemeente op hun spoor over het gehucht Casteren door ongebaande en moeilijke paden tot op de grenzen van Gemonde zijn achtervolgt geworden. Waarvan ik dit proces verbaal op jaar maand en dag als voorschreven heb opgemaakt, op den eed bij aanvang van mijner benoeming gedaan om te worden verzonden aan den Weledele Gestrengen Heer Officier bij de Arrondissementsrechtbank te ’s Bosch en waarvan afschrift aan zijne Excelentie de Heer Staatsraad Gouverneur de Provincie Noord Brabant.
Den Burgemeester van Liempde De pastoor Jan van de Sande Petrus Henricus Kock
1 Stalen strip, als verbinding of ter bescherming van houten delen, soort slijtstrip of glij-ijzer 2 Varkensvlees 3 Appel ras 4 Grootte van een handpalm
Jan van de Sande
Foto: voormalige pastorietuin, waar thans de laatste drie woningen worden gebouwd. |
|
|
Actueel - Activiteitenprogramma 2025
> LEZINGEN
Na de trilogie over de veranderingen in de laatste 50 jaar (1974-2024) in de maanden januar, februari en maart j.l. vervolgen we onze lezingen na de zomervakantie. Op de planning staan nog drie lezingen in de maanden september, oktober en november.
Op 29 september vertelt ons lid Jan-Frans de Groot over de restauratie van boerderij Eikendaal 6 (Foto Arnold van den Broek)
Rob de Vrind komt op 27 oktober vertellen over 'Het beleg van 's-Hertogenbosch in 1629', ook wel bekend als het rampjaar en op
24 november vertelt ons lid Ger van den Oetelaar over het nieuwe boek over Kasteren dat 1 november 2025 verschijnt.
> BOEKPRESENTATIE
1 november - boekpresentatie van het nieuwste boek over Kasteren.
> WANDELEN/FIETSEN
woensdag 23 april 20:00 uur - wild spotten (fietsen en wandelen) - door Peter Bressers;
woensdag 14 mei 19:00 uur - Dommelarmen Liempde (fietsen en wandelen) - door Kees Quinten;
woensdag 11 juni 19:00 uur - Dommelbimd Boxtel (fietsen en wandelen) - door Arnold van den Broek;
zondag 13 juli 10:00 uur - lunchwandeling vanuit D'n Liempdsen Herd;
maandag 18 augustus 18:30 uur - de boomgaard van Jan Zandbergen (fietsen en wandelen);
zondag 14 september 10:00 - lunchwandeling D'n Liempdsen Herd;
zondag 9 november 10:00 uur - lunchwandeling D'n Liempdsen Herd.
> CURSUS 'LIEMPDSE BUURTSCHAPPEN'
dinsdag 11 november - avond 1
dinsdag 9 december - avond 2
zaterdag 13 december - excursie 1
dinsdag 13 januari (2026) - avond 3
dinsdag 10 februari - avond 4
dinsdag 10 maart - avond 5
zaterdag 21 maart - excursie 2 |
|
|