Bekijk deze nieuwsbrief in de browser
 
logo

Kèk Efkes - Jaargang 5 Nummer 33 - 15 december 2023

Van de Voorzitter

Beste leden van Erfgoedvereniging Kèk Liemt

Dit is alweer de laatste Nieuwsbrief Kèk Efkes van het jaar. Elke maand lukt het ons weer jullie een interessant stukje leesvoer voor te schotelen. Onze nieuwsbrief is steeds voorzien van bijzondere en vaak onderhoudend geschreven artikelen. Dank zij een aantal trouwe schrijvers zal het hier ook in deze laatste nieuwsbrief van het jaar niet aan ontbreken. Ook de bijdrage die de redactie hierin levert mag niet onvermeld blijven. 

Naast deze nieuwsbrief heeft onze vereniging het afgelopen jaar nog tal van andere activiteiten ontplooid. Onze goed bezochte lezingen, cursus, het archeologisch- en genealogisch onderzoek, maar ook onze werkzaamheden ten behoeve van cultuurhistorische elementen, onze beeldbank en verzamelingen zijn hier goede voorbeelden van. Allemaal belangrijke zaken die breed worden gewaardeerd en dus onze vereniging bestaansrecht geven.
Graag maak ik van de gelegenheid gebruik de mensen die zich hiervoor het afgelopen jaar weer hebben ingespannen namens de vereniging hartelijk te danken.

En natuurlijk, wellicht ten overvloede, maar toch......: "alle leden blijven welkom om bij onze activiteiten te participeren!"

Tot slot wens ik namens het bestuur iedereen fijne feestdagen en een gezond en voortvarend 2024 toe.
Tot volgend jaar bij een van onze activiteiten.

Harrie Raaimakers

 

Actueel

DATA LEZINGEN 2024

Op dit moment zijn we druk bezig om het activiteitenprogramma voor 2024 rond te breien. In ons januarinummer leest u er meer over. Noteer wel al vast de geplande data voor de lezingen te weten 29 januari, 26 februari, 25 maart, 16 september (onder voorbehoud), 28 oktober en 25 november. Op dit moment zijn we nog bezig om de lezingen qua onderwerp in te vullen, waarbij er al wel suggesties zijn. Later meer. Een tip van de sluier kunnen we al wel oplichten. De lezing van 25 november 2024 staat in het teken van 50 jaar Kèk Liemt. Op die avond houden we vier korte inleidingen over de veranderingen in Liempde in de laatste 50 jaar. Welke veranderingen... dat verklappen we nu nog niet.

HISTORIE NOORD BRABANTS DUITSCHE SPOORWEG (NBSD) - HET DUITS LIJNTJE.

Voor de (trein)liefhebbers, Van 16 december t/m 9 februari 2024 wordt in museum Het Petershuis in Gennep de geschiedenis van het Duits Lijntje in de schijnwerpers gezet. Op de tweede verdieping is een hoek ingericht waar een deel van de NBSD-geschiedenis permanent wordt tentoongesteld. Tot 9 februari staat het hele museum in het teken van het roemruchte Duits Lijntje. Zo ervaar je als bezoeker via digitale technieken je op een perron uit het begin van de vorige eeuw. Bijna levensecht loop je mee met de conducteur die je uitnodigt om plaats te nemen in de stoomtrein. Het museum is gevestigd in de Niersstraat 2 te Gennep.

Foto Station NBSD - Boxtel-Wesel te Boxtel. 

JAN EN BERT IN DE KOERIER.

In het jongste nummer van De Koerier, het maandblad van onze overkoepelende organisatie Brabants Heem wordt aandacht besteed aan onze 25 jarig jubilarissen Jan van de Sande en Bert Timmermans -zie onze Nieuwsbrief van 15 november voor een uitgebreide versie-. De digitale versie van De Koerier is te lezen via bijgaande link van Brabants Heem www.brabantsheem.nl en klik door op 'de Koerier 99 is uit'- pagina 45

SLUITING ERFGOEDKAMER

Op woensdag 27 december is de erfgoedkamer gesloten. Vanaf woensdag 3 januari 2024 zijn we weer wekeljks van 14.00 tot 16.00 uur aanwezig en staat de koffie klaar. Jullie zijn van harte welkom.

Arnold van den Broek,                                                                                                                       secretaris Erfgoedvereniging Kèk Liemt

 

Van den Biggelaar: eentje

In Liempde heb je meerdere takken “Van den Biggelaars”. Een echte Liempdse familie die al minstens al vanaf het jaar 1320  in Liempde aanwezig is en waarschijnlijk te maken heeft met middeleeuwse leengoed “Ten Biggelaar” op Vrilkhoven.  Twee bekende takken zijn de “Van Cisse” en “Van Lientjes”.

Van Cisse: Een “Van Cisse” naamdrager is bijvoorbeeld Johannes van den Biggelaar (1870-1948) en Johanna van den Biggelaar-van Mensvoort. Johannes werd Jantje van Cisse genoemd omdat zijn vader Francis heette. De naam "van Cisse" komt dus voort van Francis van den Biggelaar (1820-1906), die gehuwd was met ook een Johanna van Mensvoort (1829-1897).

Van Lientjes Deze familie van den Biggelaar werd ook wel familie "Van Lientjes" genoemd. Ze werden vernoemd naar Mechelina (Lientje) van der Sande (1869-1940) die gehuwd was met Laurens Joseph van de Biggelaar (1874-1914). Als weduwe heeft Lientje (zie foto) sinds 1914 26 jaren haar stempel gedrukt op deze familie.

Gelukkig heeft Wilbert Steenbakkers hun families uitgezocht en volgens het onderzoek van Wilbert zijn Johannes en Laurens niet alleen tijdgenoten, zij waren ook achterneven van elkaar. Hun gezamenlijke overgrootvader was Judocus van den Biggelaar (1759-1831), Judocus trouwde te Oirschot op 30 juni 1785 met Ida Neggers (1759-1824), dochter van Franciscus Neggers en Anna van der Pol.

Ger van den Oetelaar

 

Een verdwenen landgoedje aan de rand van Velder

Aan het begin de Steegstraat in Liempde is via de digitale hoogtekaart (AHN4, dd 2021) een landgoedachtige structuur in het huidige landschap te herkennen (zie illustratie).
Eind 18e eeuw was het landgoed (perceel D 338, ca 3 ha) van mr Johannes van Genechten uit Turnhout  die gehuwd was met Maria Van Gorkom. In 1820 koopt Rogier Latour (1765-1837) uit Den Bosch het. Op dat moment wordt het beschreven als houtbosch. In 1835 verkoopt Rogier Latour het aan Bosschenaar Francis van Lanschot (1769-1851), waarna het via successie in de familie blijft. In 1923 wordt het verkocht aan Boxtelaar Johannes Bekkers  die op Tongeren woont. In 1936 komt het bij de familie Van den Bosch terecht die het in 1981 samenvoegen met de buurpercelen zodat er één groot perceel van bijna 7,5 ha ontstaat, waarna het bij Brabants Landschap terecht komt.

Wanneer de lanen aangelegd zijn is te zien op de kaarten van de Boxtelse kaartenmaker Hendrik Verhees (1744-1813.) In 1789 maakte hij een kaart van De Baronie van Boxtel en de Heerlijkheid Liempde. Daarop is het landgoedje nog niet te herkennen. Op zijn meest beroemde werk, de Meierijkaart uit 1794 wordt het landgoedje aan de Steegstraat ten oosten van Velder goed weergegeven.

Noch op oude topografische of kadasterkaarten of in het huidige landschap is iets van het verdwenen landgoedje te zien. Alleen via de moderne zeer gedetailleerde digitale hoogtekaart, die kleine hoogteverschillen keurig in beeld brengt, is dit stukje Liempdse geschiedenis waar te nemen.

Ger van den Oetelaar

 

Kerstmis 1957

Nachtmis in Liempde. 

De lengte van dit stukje is tamelijk lang. Dat wordt niet mijn gewoonte. Maar dit keer moet het. Ik ga er ook van uit dat de lezer rond Kerstmis en Nieuwjaar wat meer tijd heeft om in een boek of nieuwsbrief te neuzen. Het verhaal dat ik dit keer vertel en het gedicht dat ik daarop laat volgen, horen bij elkaar. Ik koos voor specifiek dit gedicht omdat het Kerstmis als onderwerp heeft.

Toen mijn ouders in 1952 van Oerle naar Liempde verhuisden, kreeg mijn vader opperwachtmeester Goof van Breugel als collega en baas. Mijn vader had de rang van wachtmeester: twee strepen op zijn mouw.  Van Breugel: drie strepen. De politiepost Liempde viel onder het politiebureau in Best.

Mijn vader en Van Breugel konden goed door één deur. Dat veranderde toen Van Breugel van de politie overstapte op de horeca en eigenaar werd van Het Wapen van Liempde. Mijn vader sollicteerde naar de functie van opperwachtmeester (of wachtmeester der 1e klasse) maar werd afgewezen. Vanuit Hapert werd politieman Cloin overgeplaatst naar Liempde en die kreeg de rang van opperwachtmeester. Daarmee kreeg Liempde meteen met een heel andere politiecultuur te maken. Mijn vader was gewend om sommige, niet ernstige zaken persoonlijk af te handelen en in der minne te schikken, zonder de strafwet toe te passen. Hij was van mening dat strafzaken voor het gerecht in Den Bosch mensen onnodig hard raakten en hun goede naam voorgoed schaadden. Agent Cloin had een andere beroepsopvatting. De wet was er niet voor niks. Dat was zijn opvatting.

Het volgende is voor ons in deze tijd in meerdere opzichten onvoorstelbaar. Elk jaar gaat er wel ergens een kerk dicht en wordt er een klooster verkocht. Het geloof is geen deel meer van het leven van de meeste mensen. Halverwege de jaren vijftig van de vorige eeuw was dat heel anders. Er waren doordeweeks drie ochtendmissen en op zon- en feestdagen ging ieder minstens één keer naar de mis. Tijdens de hoogmis om tien uur zat de kerk tjokvol. Sterker nog: veel mensen moesten staan. Waar dan? Achter in de kerk. Wie dan? Zij die te laat kwamen. Wie waren dat? Alleen maar oudere mannen en altijd dezelfde. Ze kwamen opzettelijk te laat. Het was gezellig achter in de kerk. Daar konden ze grappen vertellen, kritiek uiten op de preek van de pastoor, het passeren en uiterlijk van een te late vrouw becommentariëren, dorpsnieuwtjes uitwisselen, koeien en paarden verkopen en kaart spelen. Mijn vader kon daar wel eens tegen optreden, als het echt te gek werd, op aandringen van de pastoor: ‘Meneer Mikkers, ik kan me niet meer verstaanbaar maken in de kerk. Weet u daar iets op?’ Mijn vader ging tussen de mannen in staan, aan het begin van de mis, en sprak boosdoeners bestraffend toe. Dat hielp. Voor even.

En Cloin? Die slingerde ze van het begin af aan op de bon. Kon dat zomaar? Iemand beboeten in een kerk. Is een kerk geen privéterrein? Hij deed het. En het sloeg in als bon. Nee, bom. De pastoor nodigde hem uit op de pastorie en smeekte hem de bekeuringen te verscheuren. Toen die weigerde, sloeg de pastoor met zijn vuist op tafel. ‘U verscheurt ze! Af en uit!’ ‘Dat denk ik niet, meneer pastoor.’ Toen begon pastoor Kluitmans te huilen, stond op en ging de kamer uit. Kwam niet meer terug. Hij was bang voor problemen met zijn gelovigen. De rechter in Den Bosch gaf de processen verbaal een vervolg door straffen uit te delen. En monseigneur Bekkers stak agent Cloin toen hij die ontmoette bij een begrafenis in Den Bosch, zijn hand toe, lachte, knipoogde en knikte. Agent Cloin wist genoeg.

Er woei sindsdien een andere wind in Liempde en mijn vader had moeite daar tegenin te fietsen, ook al zat er een versnelling op zijn stuur. Enkele jaren later gaf hij zijn baan bij de politie op.

Maar dat wilde ik niet vertellen. De kerk werd het drukst bezocht tijdens de nachtmis met Kerstmis. De menigte te late mannen stond nu niet alleen achter in de kerk, onder het orgel, en nog wat opzij, maar in alle gangen tot bijna bij de communiebank. Onze Sint-Jans Onthoofdingkerk was te klein. Niet een beetje. Veel te. En er hing een lucht als in de long van een koe. Daar kon de wierook weinig aan veranderen. Het was er intiem, zwoel, mystiek. Het volk dromde niet alleen samen tot één klont ademend vlees, het was in alle opzichten één: één organisme, één stem, één hoestbui, één gevoel van godsvrucht, één machtig en dreunend bidden en zingen.

Ik was misdienaar, maar mocht de mis niet dienen. Dat was voorbehouden aan de oudste en beste misdienaars. Daar hoorde ik nooit bij. Ik was een brekebeen: kreeg de Latijnse gebeden nooit helemaal onder de knie, struikelde over de misdienaarstoog, liet het misboek vallen of goot te weinig wijn over de vingers van de celebrant zodat er wat overbleef in de ampul (het kannetje) en de celebrant aan het eind van de mis knorrig moest opmerken: ‘Giet dat beetje er nou ook maar in.’ In de miskelk. Die hij dan leeg dronk. Alcohol was gevaarlijk. Dat had ik wel eens opgemerkt bij Café Van der Steen, aan het begin van Parkstraat. Daar braakten zatlappen in het urinoir buiten zodat dat verstopt raakte en ze konden de weg terug naar het café nauwelijks nog vinden. Maar de pastoor dronk zelfs onder de mis. 

Nachtmis 1957

‘introibo ad altare dei

ik ga op naar het altaar van God’

het orgel dreunt, het gewelf kraakt

harige jassen schommelen om schouders

 

‘mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa’

zwaar gonzend stijgt berouw omhoog

wie zich verbergt, wordt uit zijn schulp gerukt

verwondt de stilte met verscheurde stem ‘ja, ik beken

mijn schuld, mijn allergrootste schuld’ 

 

wie onder kleren woelde, oh geef me, geef me je…

zegt ‘sta me toe dat ik weer leef

en niet in donker dwaal, vergeef, oh heer vergeef…’

en voelt verkeerde opstand in zijn ondergoed

 

krakende biljetten net ontvangen voor het vee

‘o heer, lof, u alleen zij lof’, kruipen –

wat wordt hier beraamd – in voering weg

verbergen zich onder de mijten in de stof

 

‘sla de spijt door onze kop

laat het schuldig bloed maar uit ons stromen

vouw ons uit en strijk ons plat’

 

en overal staan korenschoven in de banken

wuiven aren van gewassen oren in de wind

van vergeven worden en geloven, kragen

steunen nekken, breed en onderlangs geschoren

 

‘sanctu-us sanctu-us’ stijgt op uit duizend kelen

gehuld in vleugels wiegen muizen in de tocht

van door gezang ontsloten openstaande harten 

 

hoog in de toren dommelen duiven

op de verlaten boerderijen heffen paarden hoofden

en ogen dromen weg boven gevulde ruiven

 

een bleke maan drijft op een waterplas

ze wordt verfrommeld tot een strik

doordat een vos haar op zijn tong neemt in een lik

 

Jasper Mikkers

 

Archeokout 29

Uren, dagen, maanden, jaren vliegen als een schaduw heen. Dat heb je zo aan het eind van het jaar. Als de dagen koud en grijs zijn, liggen de gedachten aan ondergang  en verderf voor de hand. Wat kunnen we nog doen om ons voortbestaan nog enige glans te geven, behalve overal kitsch lichtjes ophangen? Dat gevoel moet de aristocratie uit de keltische hoogtijdagen ook bekropen hebben. Voor die hele kleine toplaag was het leven een combinatie van vechten en zuipen, feest dus. Maar dan? Die onvermijdelijke ondergang?  Wellicht daarom wilden ze monumentaal uit de tijd gaan. Verderf opgeleukt tot een schier eeuwig naleven en blijvende bewondering.

Dat weet u natuurlijk al, want u heeft massaal gehoor gegeven aan mijn aanmoediging om de in het museum Jan Cunen in Oss uitgestalde vondsten van elitaria uit de ijzertijd te bekijken. Opgeleukt verderf... . Merkwaardig veel luxe graven zijn er gevonden in het Maasgebied. Restanten uit Baarlo, Haps, Horst, Meerlo, Oss, Slabroek, Wychen en Zevenbergen uit de achtste eeuw v.Chr. lagen in vitrines met zwaarden, paardentuigage en situlae. Helaas werd er nauwlijks verband gelegd met de veelvoud aan"vorstengraven" in Duitsland en de verschillen daarmee. Die Duitse graven waren veelal beduidend rijker en groter. Ze zaten ook dichter bij Hallstatt, het centrum van de toenmalige keltische cultuur. De verspreiding van deze luxe moet snel gegaan zijn, want de op Nederlandse bodem gevonden graven aan de rand van het gigantische keltische gebied waren ruwweg uit dezelfde tijd als de Duitse. Ook in België, Frankrijk, Italië en Bohemen zijn vele elite graven gevonden, hetgeen aangeeft dat rijken uit het Keltische gebied alom tegenwoordig waren. En dus ook hoezeer de keltische cultuur uitgedijd was en uitgewaaierd van Midden-Europa naar alle windstreken, waarbij uit alle gebieden de aantrekkelijke aspecten werden verenigd en overgenomen.

Overal zijn tekenen van handel in luxe goederen uit het oosten en zuiden via het Middellandse Zeegebied, aardigheden en snuisterijen ter meerdere eer en glorie van de elkaar de ogen uitstekende aristocraten. De Etrusken en de zeevarende handelaars, met name Grieken en Foeniciers, zijn vast erg rijk geworden van de buitensporige buitenkantige protsdwang van de keltische elite. Een amfoor wijn was voor de Kelten net zo duur als een slaaf (in italie was het zes amforen, ze werden dus nog afgezet ook) en er werd veel wijn geschonken en gedronken, het liep zelfs op tot jaarlijks honderd miljoen liter. In bijna alle graven vond men wel een situla, een italiaanse wijnemmer, ook bij de tentoongestelde graven in Oss. Van de Cimmeriërs in het oosten werden dure paarden betrokken met zeer verfijnd beslag. Paard, zwaard en kunstzinnig vakmanschap, dat moest wel een machtig vechter zijn. Erger nog, je kon je ook nog samen met je paardenwagen laten begraven. Bijna niemand had een wagen, dus als je het je kon veroorloven om je karos, je eigen "beast", mee te nemen in je graf, dan was je wel erg belangrijk.

Hier zien we toch een lokaal verschil. In de urnenveldencultuur waaruit de keltische cultuur voortkwam, werd men gecremeerd, maar de elite werd steeds vaker begraven. De urnengrafheuvels waren klein, maar de heuvels werden voor de rijkaards steeds groter. De wagens in de graven waren in tact de overledene lag op een baar. Zoniet in ons deel van de keltische wereld, daar werden de wagens met eigenaar gecremeerd en alle rijkdommen werden na de brand min of meer extra vernield en bijgezet in de situla als asemmer, zoals in Wychen. Het lijkt er op dat hier in de Nederlandse gewesten de ecclectische keltische cultuurvorming een groter aandeel urnenveldencultuur bleef houden, een lokale variant. Dat geldt ook voor het iets jongere strijdwagengraf uit Heumen dat illegaal opgegraven en bijna door boeven verpatst was. Dat graf stamt uit de vijfde eeuw v.Chr., maar is toch een crematie van lijk en tweewielige wagen geweest ,alles weggefrommeld in een kuiltje van 50 cm onder een heuvel. Wellicht is het een stuiptrekking van de urnenveldencultuur, want na die vijfde eeuw v.Chr. was het wel een beetje over met de grafheuvels en zeker met de elitaire.

Sterker nog, het was ook een beetje over met de prominente positie van Hallstatt. De zoutmijnen elders werden belangrijker, er kwam een culturele beweging westwaards  en het keltendom kreeg een nieuw gezicht: La Téne. Het centrum kwam meer in Frankrijk te liggen, waar we Kelten meestal Galliërs noemen. Deze ontwikkeling vond plaats in een redelijk homogeen gebied en duidt op een culturele beweging, althans niet op grote volksverhuizingen. Europa is vanaf de urnenvelden redelijk constant gebleven en ook nu nog komt het DNA van de Franse bevolking overeen met dat van de urnenvelders en Kelten.

Toch liggen er gevaren op de loer. De transitie van Hallstatt naar La Téne is ook een gevolg van gebrek aan centralisme. De aristocratie heeft niets gedaan aan eenwording en bestendiging. Iedere uitbuiter feestte voor zich en had weinig oog voor de gewone bevolking, die de rijkdom voor de elite moest ophoesten en daarbij als beloning getrakteerd werd op gevechten en rooftochten waarbij ze vee verloren en als slaaf eindigden. Geen eenheid noch een gemeenschappelijke bescherming en dat is riskant. Er zou wel eens een machtige nieuwe staat kunnen komen die van die verdeeldheid ging profiteren.

Waarom moet ik nu denken aan de winst van anti-Europa partijen? Ook nu grijpt de culturele kilte en grijsheid in op de eindejaarsgevoelens. Individualisme, egoisme en xenofobie aan het roer wekt ondergangsgedachten en behoefte aan een lichtpuntje dat niet allicht-nep is. Ook gelukkig nieuwjaar.

Jaap van der Woude

Foto: 29 situla Overasselt

 

Immaterieel erfgoed

Zomercarnaval en Graslandbevloeiing op internationale Unesco-lijst van Immaterieel Erfgoed

Zomercarnaval en Graslandbevloeiing komen beiden op de Unesco-lijst van immaterieel erfgoed. Dat is op 6 december besloten tijdens een jaarlijkse bijeenkomst van het comité van het Unesco verdrag immaterieel erfgoed in Botswana. Op deze zogenoemde 'Representatieve Lijst van Immaterieel Cultureel Erfgoed van de Mensheid' staan tradities, gebruiken en ambachten uit de hele wereld die het waard zijn om door te geven aan nieuwe generaties.

Zomercarnaval

Nederland heeft het Zomercarnaval voorgedragen voor de Unesco-lijst om de culturele diversiteit van de jaarlijkse straatparade door de Rotterdamse binnenstad. Deze stoet van 5 kilometer met ruim 2500 dansers in kleurrijke kostuums, 25 carnavalsgroepen en praalwagens trekt jaarlijks honderdduizenden bezoekers uit heel Nederland. De veelkleurige parade grijpt terug op carnavalstradities uit de Antillen, Kaapverdië, Suriname en Spanje. Groepen met verschillende achtergronden bereiden zich een jaar lang voor. Samen maken ze kostuums of wagens en repeteren voor de parade. Deze gezamenlijke inspanning maakt het Zomercarnaval echt tot ‘levend erfgoed van de mensheid’.

Graslandbevloeiing

Samen met andere Europese landen heeft Nederland de techniek van graslandbevloeiing voorgedragen voor de Unesco-lijst van immaterieel erfgoed. De landschapsbeheerders en vrijwilligers zorgen met deze ingenieuze techniek dat rivierwater via geulen over een weiland stroomt. Hierdoor komen water en voedingsstoffen op het land terecht, waardoor het vruchtbaarder wordt, minder snel uitdroogt en beter tegen vorst kan. Graslandbevloeiing zorgt ook voor meer biodiversiteit. Nederland kent graslandbevloeiing al vanaf de Middeleeuwen. In delen van Overijssel en Noord-Brabant wordt de techniek nog steeds toegepast.

Redactie: Ook Liempde kende een periode van vloeiweiden. We verhaalden er al eerder over en hielden er zelfs een fiets- en wandelexcursie naar toe, waarvan Omroep Dommelland een reportage maakte. Hekkengat De Kooi tegenover De Rekkendonken is thans de toegang tot een kunstwerk dat herinnert aan de Liempdse vloeiweiden in De Scheeken. De foto geeft een doorsnede van de werking ervan en op de picknicktafel staat een uitleg. 

Unescolijst immaterieel erfgoed

Net als bij werelderfgoed hoort ook bij immaterieel erfgoed een internationale Unesco lijst. Dit is de Internationale Representatieve Lijst van Immaterieel Erfgoed van de Mensheid. Hierop staan tradities, rituelen, gebruiken en ambachten die mensen willen doorgeven aan volgende generaties. Dat vraagt een andere aanpak dan het beschermen van monumenten of museumobjecten. Bij immaterieel erfgoed betekent ‘beschermen’ dan ook levend houden door kennis en vaardigheden uit te oefenen en door te geven aan nieuwe generaties. 

Het ambacht van de molenaar, de corsocultuur en de valkerij zijn Nederlands immaterieel erfgoed die al staan op de Unescolijst.

 

 

Toponiem verklaard

Roskam

De naam doet vermoeden dat bijgelegen pand(en) ooit de functie had(den) van paardenwisselplaats en herberg. Het toponiem betreft ook percelen E817, E818 en E825 tot en met 827 (percelen bevinden zich in  Vrilkhoven). Eveneens kan gelden dat hier ooit iemand paarden fokte en/of verhandelde. De historie laat ons hier in het ongewisse. In de volksmond werd in 1981 ook perceel D272 vermeld onder de naam Roskam. Hoewel vrij dichtgelegen bij eerdergenoemde percelen zijn er in overvloed andere gegevens beschikbaar die D272 aan doen merken als vroegere herberg de Maastrichtse Postwagen. 

Uit: Liempdse contreien in naam door de eeuwen heen, door Frits Beelen 2002; pag. 332. Het boek is te koop voor € 10,00 in de Erfgoedkamer. Elke woensdagmiddag open van 14:00 tot 16:00 uur of op afspraak via info@kekliemt.nl.  

Afbeelding afkomstig van het internet.

 

10 meest voorkomende Liempdse familìenamen

Via de bidprentjesverzameling van Kèk Liemt is het vrij gemakkelijk om een lijst te maken van de 10 meest voorkomende Liempdse familienamen namelijk:

1) Van de(r) Velden -> 233

2) Van de(r) Laar -> 219

3) Van de(r) Sande -> 178

4) Van de(n) Biggelaar -> 111

5) Van Rooij -> 110

6) Smulders -> 107

7) Van Abeelen -> 106

8) Van de(n) Lange(n)berg -> 105

9) Van Aarle -> 101

10) Schoenmakers -> 97

 

Ger van den Oetelaar

 

Beeldbank vraag

Nieuwe vraag foto evkl000421 is een groepsportret. Deze mensen zitten gezellig te kaarten bij de familie Mikkers aan de Parkstraat. De man met de bril is Sjef Habraken, wie zijn de anderen?

Heb je het antwoord op deze vraag geef het dan aub even door via info@kekliemt.nl. Bij voorbaat hartelijk dank.

Els Vissers

 

Uit het gemeentearchief

De familie Swolffs. 

De  notabelen en hogere geestelijkheid bestaan in vroegere tijden altijd uit leden van invloedrijke vermogende families. De meesten bezitten een herberg en vaak ook de grotere hoeves of anderszins. Deze bestuursfuncties worden vaak overgedragen van vader op zoon. 

De fam. Swolffs (vaak ook geschreven met één f) is zo’n familie. Deze familie heeft van de tweede helft van de 16de eeuw tot de tweede helft van de 18de eeuw in Liempde gewoond en gewerkt. Op bijna alle schepenakten uit deze periode komt de naam Swolffs wel voor.  Typerend voor deze familie is dat bijna iedere generatie minimaal  een maar vaak ook twee Henricussen bevat (of Hendricken, deze namen worden in die tijd vaak afwisselend gebruikt voor dezelfde persoon). Die worden dan Henricus de Oude en Henricus de Jonge genoemd. Ook de naam Joorden zien we steeds terugkomen. Jan Joorden Swolfs is van de eerste bekende generatie. Samen met zijn vrouw Barbara krijgt hij zes kinderen: Heijlken, Peter, Bouwen, Bert, Thomas en Henricus. In 1593 is Joorden Swolfs schepen in Liempde.

Hieronder volgen een aantal gebeurtenissen uit het gemeentearchief waar deze familie een rol in heeft.

“Stadhouder” Hendrick (Henricus) Joorden Swolffs. 
In 1597 is Hendrick Joorden raadsman (soort patroon) en in 1610 schepen. Ook in 1613. In 1622 is hij zelfs stadhouder in Liempde (de titels stadhouder, schout en president schepen worden in deze tijd in Liempde nog al eens door elkaar gebruikt.) Hij heeft een huis in de Venderstraat. Deze Hendrick is tevens houtschatmeester van Liempde en ook bezit hij de herberg “Huis van Oranje” (soms ook Prins van Oranje genoemd.) Deze herberg is gelegen aan de Laarse Dijk, ongeveer een 10–15 m achter de locatie van de huidige  Liempdsen Herd. 
In een akte uit 1623 staat vermeld dat een opstandige klant uit Oirschot bij zijn herberg de 'deur uit de haak' heeft gesmeten. 

“Deken” Jan Peter Joorden.
Deze telg uit de familie Swolffs staat in 1625 vermeld als deken van het Gilde Sint Antonius in de kerkregisters van Liempde. In 1628 wordt hij aangesteld als collecteur (soort van belastinginner.) Zijn vader is ook collecteur1) geweest. De collecteur en ook de borgemeester1)worden aangesteld door de schepenen.
1)Noot: Deze functies worden altijd vervuld door een vermogend persoon en mag niet worden geweigerd. Ze worden voor een bepaalde tijd benoemd. Hun vergoeding bestaat uit een percentage van de geïnde belastingen. Is er aan het eind van de periode een tekort  dan wordt dit tekort op hen persoonlijk verhaald. Dat deze functionarissen minder geliefd zijn bij de bevolking mag duidelijk zijn. 

Henricus Swolffs.
Deze Henricus die nog bij zijn moeder woont is 34 jaar oud als hij wordt aangesteld als collecteur. Hij weigert echter deze functie te vervullen. Het gemeentebestuur verzuimt Hendricus te dwingen zijn collecteurschap te aanvaarden. Dit wordt door de gecommitteerde van de provincie niet geaccepteerd met als gevolg dat  de schepenen worden gegijzeld tot de misgelopen cijnzen bij hen zijn verhaald. In 1632 word Hendricus aangesteld als borgemeester. Ook deze functie weigert hij. Hij verklaart dat hij onvoldoende geldmiddelen heeft om deze functie te vervullen. De schepenen stellen dat zijn moeder borg moet staan. Vervolgens verklaart hij dat zijn moeder die inmiddels weduwe is en alle bezittingen van zijn vader heeft geërfd niet borg kan staan. Door de slechte tijden, zo betoogt hij, zijn haar bezittingen nog van weinig waarde en zijn ook nog eens belast met een schuld van ƒ 2.800,00. Ook moeten er jaarlijksƒ 30,00 en 17 stuivers over betaald  worden aan cijnzen en rentes. Hierdoor is het voor haar zelfs onmogelijk om ook maar van iemand een lening van slechts ƒ 25,00 op haar bezittingen te verkrijgen. Hendrikus wordt veroordeeld door de drossaard van Boxtel en Liempde omdat hij als Borgemeester in gebreke is gebleven. Als straf wordt er op 2 augustus 1632 beslag gelegd op de bezittingen van zijn moeder. Vervolgens heeft de vorster (soort gerechtsdienaar) met zijn assistenten 3 koeien uit de stal gehaald en deze openbaar verkocht. 

Pastoor Hendrick Swolffs.
Hendrick is de derde pastoor van Liempde. Hij volgt in 1647 Pastoor van Grinsven op. Nog geen jaar na zijn benoeming komt na de vrede van Münster het bevel van de Staten Generaal dat alle priesters hun parochie moeten verlaten. Deze Hendrick weet dit te voorkomen door bij de Landdrost (= bestuursambtenaar die de landsheer vertegenwoordigd met name op het gebied van handhaving, wetgeving en rechtspraak) aan te geven dat zijn ouders zeer “impotent” zijn. Het is voor hem ondoenlijk deze onverzorgd achter te laten. In een akte gedateerd 15 maart 1658 staat dat hij toestemming heeft zijn ouders te verzorgen mits hij zich “in alle stilte ophoudt in Liempde.” (Of hij hierna in het geheim toch nog eucharistievieringen heeft gehouden is niet bekend maar wel voor de hand liggend.) Op, 18 juli 1658, tussen 16.00 en 17.00 uur brengt “een van de Hoogmogende Heren der Staten Generaal” met luitenant Keppelhof van de Landdrost met enkele dienaars een bezoek aan Liempde. Ze zijn onderweg vanuit Eindhoven naar Den Bosch en stoppen bij de Prins van Oranje, herberg van Hendrick Corstiaan Marcus. Hier laat de gecommitteerde, de vader van pastoor Swolffs, bij zich ontbieden. De gecommitteerde loopt met zijn gevolg de vader van de pastoor tegemoet en terwijl hij met vader Swolffs naar diens huis loopt vraagt de gecommitteerde of hij zijn zoon, de pastoor, kan spreken. Hij zegt dat hij het verzoekschrift tot in vrijheidsstelling van de pastoor bij zich heeft. Vader Swolffs gelooft hem en roept zijn zoon. Zodra pastoor Swolffs naar buiten komt geeft de gecommitteerde luitenant Keppelhof het bevel de pastoor te arresteren. Keppelhof pakt de pastoor bij zijn arm en neemt hem mee naar de herberg van Marcus. Hier aangekomen smeekt vader Swolffs zijn zoon vrij te laten, en zegt dat hij borg wil staan en betalen voor zijn vrijlating. “Nog voor geen ƒ 100.000,00 laat ik hem gaan” geeft de gecommitteerde als antwoord. “Hij gaat mee!” Vervolgens vraagt hij touwen om de pastoor vast te binden en een kar om hem mee te vervoeren. Omdat er geen kar beschikbaar is stelt herbergier Marcus voor “de paap” in het rijtuig te zetten. De gecommitteerde wordt kwaad, pakt Marcus bij zijn baard en maakt een slaande beweging. Uiteindelijk wordt de pastoor toch afgevoerd met het rijtuig. De reden van deze arrestatie wordt niet vermeld. Hoe lang en of de pastoor in gevangenschap is geweest is niet bekend. Wel is bekend dat hij is teruggekeerd naar Liempde, hier sterft hij en op 17 oktober 1676 wordt hij op het Kerkhof bij de Sint Janskapel begraven.
Noot: In 1672, eerste Franse Tijd, krijgen de Liempdenaren toestemming, welliswaar tegen betaling, een schuur als kerk in gebruik te nemen. Walterus Vogels wordt dit jaar pastoor. Hij wordt in 1690 opgevolgd door Henricus Swolffs een neef van Hendrick Swolffs.

“Eenzame student” Peter Joorden Swolffs.
Peter Joorden is, zo vermeldt het kerkregister, op 12 februari 1670 begraven in Liempde met de opmerking: “een eenzame student.” Allegonda Swolfs, dochter van Joorden Swolffs en Diereksen Hendrix en een zus van de overleden pastoor Hendrick Swolffs, woont in 1692 als begijntje op het begijnhof in Turnhout. Zij heeft vele bezittingen in Liempde. Ook al is het crisistijd,  toch vertegenwoordigt een van deze bezittingen, een hoeve, een waarde van ƒ 2.100,00. In 1714 verkoopt zij haar bezittingen aan de weduwe van Hendrick Swollfs, Maria van Mierlo met de voorwaarde dat ze tot haar dood hiervan onderhouden wordt. Deze Hendrick, de man van Maria, was een neef van Allegonda Swolffs. 

Vergeten schulden.
In 1695 heeft de schepenbank een groot bedrag van maar liefst f 900,00 geleend van ene Joorden Swolffs. Waarvoor is niet bekend. Het gaat er in deze periode van de 80-jarige oorlog in Liempde soms tumultueus aan toe. Waarschijnlijk is daardoor de rentebrief van deze lening destijds niet geprotocolleerd of zoek geraakt. Op 4 februari 1720 wordt in de  schepenakte voor het eerst melding gemaakt van deze vergeten schuld waarover al 25 jaar rente wordt betaald aan de familie Swolffs. Dit laatste blijkt uit de borgemeestersrekeningen.

Pastoors Swolffs en het Gilde Sint Antonius.
Pastoor Swolffs is van 1647 tot 1672 en zijn neef van 1690 tot 1704 pastoor in Liempde. Deze twee geestelijken hebben ongetwijfeld een rol gespeeld in het Antonius Gilde. In de Schuurkerk is een Sint Antonius altaar aanwezig geweest waar een deken van het gilde de zorg over heeft. 

Na twee eeuwen van nadrukkelijke aanwezigheid van deze invloedrijke familie binnen het bestuur en de gemeenschap van Liempde is er na 1750 niets meer over hen terug te vinden in de Liempdse akten en registers. Het is alsof de familie Swolffs van de aardbodem is verdwenen. 

Jan van de Sande

 

Erfgoedvereniging Kèk Liemt


Keefheuvel 20, 5298 AK Liempde
E-mail: info@kekliemt.nl